GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1971 - pagina 45

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1971 - pagina 45

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

gaarne onze medewerking zullen verlenen. Over de aard en de betekenis van de arbeid die u vandaag zult aanvangen zult u zelf ongetwijfeld wel reeds uw gedachten hebben laten gaan. Ik meen dat deze arbeid in het proces van de bestuurshervorming der Vrije Universiteit enerzijds als voorbereidend, anderzijds als grondleggend kan worden gekenschetst. Voorbereidend is zij, omdat zij nog geschiedt in het kader van de huidige bestuursvorm, die is vastgelegd in de statuten van de Vereniging waarvan de universiteit uitgaat en in het op deze statuten gegronde reglement van de universiteit. De invoering van een nieuwe bestuursvorm zal eerst mogelijk zijn wanneer beide documenten zijn gewijzigd. Met de instelling van deze Universiteitsraad en met haar samenstelling, gebaseerd op het principe van de vertegenwoordiging naar geledingen zowel als naar werkeenheden, is beoogd de universitaire gemeenschap in breed verband en in sterke mate in de voorbereiding van deze herziening te betrekken. Aan de Universiteitsraad valt daarom allereerst de taak ten deel zich te bezinnen op de principes, die aan het ,,Universiteitsbestuur-nieuwe-stijl" ten grondslag zullen moeten liggen. Voorts zal de structurele opbouw van de bestuurlijke organisatie moeten worden geconcipieerd en zullen de wederzijdse verhoudingen tussen de componenten van de bestuursconstructie moeten worden overwogen. Het resultaat van de, ongetwijfeld omvangrijke en moeilijke denkarbeid, die voor dit alles nodig zal zijn, zal tenslotte in klare tekst moeten worden geformuleerd en in een ontwerp voor een nieuw universiteitsreglement worden vastgelegd. Ook al is daarmede de eindfase van de reconstructie nog niet bereikt, de te verrichten arbeid en het te bereiken resultaat kan terecht als grondleggend voor de verdere ontwikkeling van dit proces worden beschouwd. Zoveel staat ons immers van de toekomstige bestuursvorm wel reeds voor ogen, dat deze eerste Universiteitsraad in haar totstandkoming en haar samenstelling, en, naar ik verwacht, ook in haar werkwijze, mag worden gezien als een experimenteel prototype voor een onder vigeur van het nieuwe

universiteitsreglement in te stellen bestuurlijke Universiteitsraad. Parallel aan uw voorbereidend werk voor de reglementsherziening zal het bestuur der Vereniging zich moeten bezighouden met de herziening van de statuten. Het is u bekend dat thans, krachtens deze statuten, het bestuur der Vereniging tevens fungeert als bestuur der universiteit, in welke hoedanigheid het wordt aangeduid als het college van directeuren. Het wordt in deze functie, eveneens krachtens de statuten, terzijde gestaan door het college van curatoren en wel in zodanige verhouding, dat de beide colleges tezamen terecht als de besturende colleges worden aangeduid. Het zal u ook bekend zijn, dat het bestuur reeds aan de Vereniging heeft medegedeeld, dat het voornemens is een voorstel tot statutenwijziging in te dienen, waardoor een ontkoppeling van het bestuur der Vereniging en het bestuur der universiteit mogelijk zal worden. Gelet op de besprekingen die hierover reeds gehouden zijn, zowel in algemene als in provinciale vergaderingen, mag verwacht worden dat de Vereniging bereid zal blijken zulk een voorstel te aanvaarden. Het staat echter evenzeer vast, dat de Vereniging daarbij de voorwaarde zal stellen, dat voldoende waarborgen zullen worden geschapen om te voorkomen dat de ontkoppeling van beide bestuursbevoegdheden een loskoppeling van Vereniging en universiteit zou betekenen of daartoe zou leiden. Dit wordt dan gewoonlijk uitgedrukt door te zeggen, dat de ,,band tussen universiteit en Vereniging" niet mag worden verbroken. De gevoelswaarde die, in deze context, aan het begrip ,,band" toekomt, is moeilijk te omschrijven en kan alleen ten volle worden beseft door wie de geschiedenis van de Vrije Universiteit èn van haar achterban genoegzaam kent. Zij kan worden geïllustreerd door het feit, dat niet alleen waardering wordt geuit, maar ook wanneer kritiek of bezorgdheid tot uitdrukking wordt gebracht, toch altijd weer die oude term „onze universiteit" naar voren komt. Door dat woord ,,onze" moge dan de ene maal gevoelens van trots en waardering, een ander maal kritiek en bezorgdheid, heen spelen, altijd is het uitdrukking van een besef

van intense, ik zou zelfs durven zeggen, van intieme betrokkenheid. Hoe levendig dit besef nog steeds is werd door de recente besprekingen over de grondslag opnieuw aan het licht gebracht. Een buitenstaander zal van deze discussies misschien weinig hebben kunnen vatten. Hij zal er toch van begrepen hebben dat zich hier een in de Nederlandse samenleving unieke relatie tussen een universiteit en een volksgroep voordoet. Het is onze vaste overtuiging dat het behoud van deze unieke relatie zowel voor de volksgroep als voor de universiteit, maar evenzeer voor onze Nederlandse samenleving, van het allergrootste belang is. In deze relatie ligt niet alleen deze geestelijke band besloten, die ten diepste geworteld is in een gemeenschappelijke geloofsovertuiging. Er is daarnaast en daarmede vervlochten ook een zakelijke verhouding, die als een privaatrechtelijke kan worden gekenmerkt. Deze treedt o.a. naar voren in het feit, dat de medewerkers van de universiteit op basis van arbeidsovereenkomst in dienstverband staan tot de Vereniging. Zij blijkt ook daaruit, dat de juridische eigendom en het beheersrecht over alle onroerende en roerende goederen, welke ten gebruike aan de universiteit staan, bij de Vereniging berusten. Het is dan ook de Vereniging die uit handen van de overheid de rijksgelden ontvangt die zij tot instandhouding van de universiteit behoeft en voor de besteding waarvan zij aan de overheid verantwoording schuldig blijft. Tenslotte is het de Vereniging die aan deze rijksgelden nog eigen gelden toevoegt, om de universiteit in staat te stellen meer te kunnen doen dan de overheidsgelden toelaten. Het behoeft dan ook geen verder betoog, dat ook bij ontkoppeling van de thans in één college verenigde bestuursbevoegdheden, toch nauwe betrekkingen tussen het bestuur der universiteit enerzijds en het bestuur der Vereniging anderzijds zullen moeten worden gelegd. Ook ligt het in de aard der zaak dat aan het laatste bepaalde bevoegdheden voorbehouden zullen moeten blijven, opdat het zijn directe en indirecte verantwoordelijkheden ten aanzien van de zaken der universiteit zal kunnen doen functioneren. vu-BLAD

3

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

VU-Blad | 101 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1971 - pagina 45

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

VU-Blad | 101 Pagina's