GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 224

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 224

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie bepaalt of de wet moet veranderen? Er zijn een aantal verschijnselen in onze samenleving die niet of niet meer behoorlijk in de wetgeving zijn geregeld. De belangrijkste reden daarvan is niet alleen de ontwikkeling die de wetenschap heeft doorgemaakt, maar ook de verandering die zich heeft voltrokken in de rechtsopvattingen van degenen voor wie de wetgeving in eerste instantie is bestemd, de rechtsonderdanen, de burgers. Vraagstukken als abortus, pornografie, euthanasie en homofilie zijn duidelijke voorbeelden van deze verschuiving in opvattingen. De roep om wijziging van de wettelijke bepalingen wordt als gevolg van deze normverschuiving steeds groter. De vraag die hierbij gesteld moet worden is, door wie of wat moet de wetgever zich laten leiden als hij een bepaalde regeling aan een herziening wil onderwerpen. Moet hij rekening houden met de resultaten van de wetenschappelijke ontwikkeling of moet hij meer letten op hetgeen onder de bevolking leeft (wat men via allerlei sociologische onderzoekingen probeert aan te tonen)? VU-magazine legde deze vraag voor aan mr. dr. Tom Schalken, inmiddels werkzaam bij 'Justitie', die in december van het vorig jaar aan de Vrije Universiteit promoveerde op het proefschrift 'Pornografie en Strafrecht', waarin hij een ontwerp van wet heeft samengesteld tot herziening van de huidige pomografiebepahngen.

doorslag laten geven; de grote meerderheid van de respondenten sprak zich uit voor handhaving van een wettelijk verbod m.b.t. de jeugd. Uw uitgangspunt is dus niet even consequent. De uitwerking van mijn standpunt is misschien in schijn inconsequent of tegenstrijdig, maar niet werkelijk. Zij zou dat alleen zijn, wanneer ik in het ene geval niet en in het andere geval wel rekening had gehouden met de opvattingen zoals die uit mijn enquête naar voren zijn gekomen. Ook bij de bepaling, gericht tegen de opdringerigheid van pornografie, heb ik gelet op de opvattingen van de bevolking, waarvan een representatief gedeelte is ondervraagd. In dit geval echter vielen de opvattingen van de ondervraagden toevallig samen met de opvattingen die ik op wetenschappelijke gronden heb verdedigd. Maar waar deze opvattingen uiteenlopen, dan geeft u de voorkeur aan die, welke onder de bevolking leven?

In het algemeen gesproken zou ik daar beslist niet zonder meer de voorkeur aan geven. In mijn geval echter, vond ik het gerechtvaardigd om toe te geven aan de wens, die blijkbaar onder de bevolking leeft, om de pornografie buiten het bereik te houden van jeugdige personen. Ik meende dit te kunnen Tijdens en na uw promotie is er kritiek geleverd doen omdat ik de pornografiewet, zoals ik die op het uitgangspunt dat u hebt gekozen voor heb ontworpen, meer zie als een tijdelijke uw wetsontwerp inzake pornografie. Enerzijds dan als een langdurige regeling. Naar mijn zou u de wetenschappelijke lijn van uw proef- overtuiging zal na de vrijgave van de pornoschrift niet hebben doorgetrokken in de door grafie het zedelijk klimaat zodanig ten gunu ontworpen bepalingen, anderzijds zou u te ste zijn veranderd, dat de laatste beperkingen veel rekening hebben gehouden met de uitslag waarschijnlijk ook uit de wet kunnen verdwijnen. Ik zie de jeugdbepaling dus in het van uw pornografie-enquête. kader van een overgangswetgeving, beter Dat is juist, met name Brongersma heeft mij misschien van een gewenningswetgeving, dat op dat punt gekritiseerd. Niet helemaal ten is een wetgeving die de ouders gedurende onrechte, moet ik zeggen. Maar dat geldt al- enkele jaren moet laten wennen aan de leen voor de bepaling die ik voor de jeugd nieuwe situatie die na de vrijgave van de heb ontworpen (geen verkoop aan jeugdigen pornografie ontstaat. De meeste ouders hebbeneden de zestien), niet voor het artikel dat ben met een beperkte vrijgave al moeite, laat zich richt tegen de opdringerige verspreiding staan met een onbeperkte vrijgave. Het lijkt van pornografie. In deze bepaling heb ik wel me een goed voorbeeld van gerichte wetgedegelijk de wetenschappelijke lijn van mijn vingspolitiek om de pornografie in eerste proefschrift gevolgd. Bij het ontwerpen van instantie niet ongelimiteerd vrij te geven. de regeling ter bescherming van de jeugd heb Anders zou je de haalbaarheid van het wetsik inderdaad de uitslag van de enquête de voorstel sterk verkleinen. 12

Mr. T. Schalken

In welke mate vindt u dat in het algemeen door de wetgever rekening moet worden gehouden met de opvattingen van de bevolking? De wetgever zal met die opvattingen moeten rekenen, natuurlijk, want hij dient tenslotte datgene in de wet vast te leggen, wat in de loop der tijd tot rechtsovertuiging van het volk is gaan behoren. De wetgever hoede er zich echter voor, om snel in te haken op zeer recente ontwikkelingen in de samenleving, die nog niet voldoende zijn uitgewerkt of hun neerslag hebben gekregen in een wezenlijke verandering van het algemene normbesef De opvattingen over euthanasie bijvoorbeeld zijn nog zo verdeeld, dat de wetgever op dit moment nauwelijks een alleszins bevredigende regeling zou kunnen ontwerpen. De wetgever is dus eigenlijk altijd gedwongen achter de ontwikkeling aan te lopen? Ja, in zoverre is de wetgever conservatief, in de betekenis van conserverend, hij conserveert wat op een gegeven moment gerijpt uit een nieuwe ontwikkeling te voorschijn komt. Is ons bureaucratisch systeem er ook niet een beetje de oorzaak van dat de wetgeving niet altijd parallel loopt met de maatschappelijke ontwikkeling? Als een wet snel tot stand moet komen, dan komt hij snel tot stand. Daar zijn echt wel voorbeelden van. Tenslotte ligt dat voor een belangrijk deel in de macht van het parlement. Dat een wet soms zo lang op zich laat wachten, is vaak niet alleen een gevolg van politieke moeilijkheden, maar ook van moeilijkheden die zich bij de wetgevende arbeid zelf voordoen. Het ontwerpen van een wet is een ingewikkelde zaak, en dan bedoel ik niet het aanbrengen van kleine technische wij-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 224

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's