GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 124

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 124

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 ^ magazine 34 slechts morele, nooit een fundamentele strekking. Een tweede misvatting waartegen Kuyper van leer trekt is de naar zijn mening onjuiste identifikatie van het calvinisme louter en alleen met zijn negatieve houding ten opzichte van kunst/« de kerk. Dat het calvinisme de kunst de deur van de kerk heeft gewezen ziet hij eerder als een verdienste dan als een verzuim. Kunst is, meent hij, in de middeleeuwen onmondig en volkomen geklonken in de boeien van de roomse kerk. Het calvinisme heeft de kunst hiervan bevrijd en haar de wereld ingestuurd. ,,Van het kerkelijk koord is ze bij het ontplooien harer wieken verlost. En toen heeft ze zich op het volle leven geworpen." Het bloeiende kunstleven van de nederlandse zeventiende eeuw ziet hij als een direkt gevolg hiervan. Kunstenaars waren ineens vrij om bijvoorbeeld het schijnbaar nietige als onderwerp te nemen, huiselijke taferelen weer te geven en portretten te schilderen. Dat Kuyper de bloeiende wereldlijke kunst van de late middeleeuwen en de renaissance veronachtzaamt in zijn betoog en dat hij de nederlandse zeventiende eeuw onrecht aandoet door deze volledig te calviniseren, zal bij menig lezer verwondering opwekken. Kuyper ziet in dat de calvinist niet of nauwelijks zinnelijke kunst kan verdragen in zijn godsdienstoefening en hij tracht dit uit te leggen als een lovenswaardige zaak. Het is, volgens hem, een kenmerk van religie dat zij, juist in haar hoogste vorm, zich ontdoet' van haar kunstkleed. Lagere vormen van godsdienst, die hij heidense afgodreligies noemt, hebben zinnelijke symbolen nodig om het goddelijke zichtbaar te maken of aan te duiden. Ook de roomse kerk en de grieks-orthodoxe zijn op deze lagere trap van ontwikkeling blijven steken. Bij hen is door het veelvuldig gebruik van het beeld het zuiver-geestelijke karakter van het christendom aangetast. ,,Niet alsof men, hetzij in de Grieksche, hetzij in de Roomsche kerk, theoretisch aan al dat uitwendige ooit anders dan een symbolische duiding had gegeven; maar practisch levert zulk een overladen symboliek, bij een in den grond geestelijken godsdienst, altoos het gevaar op dat het geestelijke weer in het zinnelijke ondergaat." Voor de afgoderij die een impliciet gevolg is van het gebruik van zinnelijke symbolen heeft de calvinistische eredienst zich kunnen behoeden. Deze is

Schoon en vroom In de laatste decennia van de vorige eeuw hebben twee groeperingen in Nederland, de Gereformeerden en de Rooms-Katholieken, zich op bijzondere wijze in de bouw van hun kerken gemanifesteerd. Aan de rol die de kunst bij de bouw en inrichting van deze kerken speelde is de Exposorium-tentoonstelling ,,Schoon en Vroom" gewijd. Aandacht wordt vooral besteed aan de kerk van de Heilige Franciscus Xaverius (de Krijtberg) en de ongeveer gelijktijdig gebouwde Keizersgrachtkerk (de „Kathedraal der Gereformeerden"). De tentoonstelling bevat o.a. een groot aantal bouwtekeningen, enkele heiligenbeelden, verschillende liturgische voorwerpen en gewaden afkomstig uit deze en andere kerken, en aan uitgebreide fotodokumentatie. In de geïllustreerde katalogus wordt dieper ingegaan op de achterliggende gedachtenwerelden. „Schoon en Vroom" is maandag tot en met vrijdag (10.00-16.30 uur) van 17 maart tot 11 april te bezichtigen in de tentoonstellingsruimte van het Exposorium (restaurant hoofdgebouw).

van het begin tot het einde zuiver geestelijk.

Soli Deo Gloria Een scheiding tussen kunst en kerk hield voor Kuyper allerminst een scheiding in tussen kunst en religie. Het credo ,,Geen duimbreed is er op heel het erf van ons menselijk leven, waarvan de Christus, die aller Souverein is, niet roept: ,,Mijn'', gold ook voor de kunst. Kuyper koppelde het begrip schoon voor hem het basiselement van alle kunst - aan het bijbelse begrip Heerlijkheid. , , . . .ook het Schoone en het Heerlijke bestaat allereerst om Gods wille." Hij heeft het geschapen om er zelf van te genieten en om zijn naam te verheerlijken. Het schone is het goddelijke dat zichtbaar is in de wereld. In het paradijs was alles schoon. De zondeval heeft er echter voor gezorgd dat er een vloek op de aarde neerdaalde, hetgeen met zich meebracht dat ook het tegenovergestelde van het schone, het lelijke, begon te bestaan. Het lelijke is voor Kuyper dan ook gelijk aan het zondige en het leugenachtige. Een genadig handelen van God jegens de wereld in het algemeen voorkomt dat die wereld totaal wegzakt in de hel.

^^H H

wm pp*"^-

1

W ^

^59ft _^^^^^^^i^PiÉ *

1w

•IKSH^SSUH^^^^^^%^^'J

1

I& HBHnl^^^^^HB

'.-ÉÉ^^^

^^Bm

^Ê 1 ^^Ê 'tt^^f^Ê

%.-^m ¥ ^ KmtSrTnli^T'SFfmji

J^^^^^HKf^HKmlf

S^H

^S

,,De val in zonde" door W. Crane uit TAFREELEN UIT DE HEILIGE SCHRIFT

Daardoor houden we de mogelijkheid het schone, het goddelijke, hier op aarde te kunnen onderscheiden. Na de zondeval zijn er daarom verschillende schakeringen van het schone en het lelijke in de mens en de natuur te bespeuren. Langs deze weg komt Kuyper zelfs tot een verrassende theorie over de gradaties van schoonheid die er in de schepping bestaan: ,, . . .naast elkander vinden we thans staan het schoone, het gewone, het afzichtelijke. Een leeuw is schoon, een kalf gewoon, een rat afzichtelijk. Zoo ook is het in het plantenrijk. De cedar boeit door schoonheid, de wilg doet u gewoon aan, de distel stoot af. En zelfs onder ons menschen gaal dat door. Nog trekt de Arabier aan door zijn schoone gestalte, wij Nederlanders zijn ordinaire verschijningen, de Hottentot boezemt u weerzin in." Dankzij diezelfde genade van God is er in de mens een schoonheidsgevoel overgebleven. Uit dit gevoel, dit besef dat'er iets hogers, iets edelers is waaraan het bestaande maar zeer ten dele beantwoordt, wordt volgens Kuyper ook de drang geboren om kunstwerken te scheppen. De kunst staat volgens hem daarom in direkt verband met onze verwachtin-

m

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 124

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's