GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 491

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 491

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

MAOAZINE 19 Stemt voor, op één lid na... de voorzitter van de woningbouwvereniging! Dat opent de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij Gedeputeerde Staten die de woningbouwvereniging in het gelijk stelt omdat aan de eis van overleg niet is voldaan. De vordering wordt vernietigd op 21 april 1953: vijf maanden leegstand, vijf maanden huurderving voor de vereniging.

Mr. Hubert Poot.

„ Wij mogen (...) aannemen, dat de woningbouwvereniging met haar lid, de Heer B., thans een huurovereen/(omst heeft ifunnen sluiten " zegt W. Scheerens die de zaak voor de vereniging behandelt in „De Woningbouwvereniging" van april 1953. Dat was niet direkt het geval. B. en W. leggen de uitspraak van Gedeputeerde Staten naast zich neer. De zaak komt nu in kort geding bij de President van de Rechtbank in Den Bosch die de gemeente in het gelijk stelt omdat zij het pand wil vorderen voor een andere kandidaat! Die vordering blijft echter om onbekende redenen achterwege, waarna B. en W. doodleuk weer een nieuwe vorderingsprocedure starten... voor hetzelfde gezin waarvoor de eerste, vernietigde vordering werd gelast! Eén lid van de vorderingsadvieskommissie stemt weer tegen (de voorzitter van de woningbouwvereniging?) zodat de zaak weer aanhangig kan worden gemaakt bij G.S. Het geval haalt nu de pers en in een aantal dagbladen verschijnen schampere berichten over het schandaal van een nu bijna acht maanden leegstaande woning. G.S. stellen een minnelijke schikking voor: de kandidaat van de vereniging krijgt het omstreden huis. De kandidaat van de gemeente krijgt een huis in dezelfde straat dat op 1 september vrijkomt. B. en W. tenslotte moeten zich inzetten voor de woningruil van een lid der woningbouwvereniging dat ook in die straat woont. Het zo vrijgekomen huis mag dan weer worden bezet door een verenigingslid.

In eerste instantie houden B. en W. voet bij stuk en wijzen het voorstel van de hand. Na nieuwe bemiddelingspogingen ziet in september het eindresultaat er aldus uit: de kandidaat van de vereniging zit in het pand dat bijna tien maanden leeg stond, de kandidaat van de gemeente in het op 1 september leeggekomen huis. Over de derde eis wordt nog wat gebakkeleid, maar de belangrijkste oplossingen zijn bereikt. Nogmaals W. Scheerens: „Tien maanden huurderving. Tien maanden uitstekende woonruimte ongebrui/(t gebleven. Vele mensen vele uren in touw om de ontstane knopen te ontwarren. l\/lisverstanden, verbittering.(...) Zo ooit, dan is door het verloop van deze zaak wel gebleken, dat geen moeite te veel kan zijn als het-er om gaat elkaar „ergens te vinden".

Nadere beperking Gevallen als deze waren niet bepaald bemoedigend voor gemeentebesturen om veelvuldig te vorderen. Je kon er gemakkelijk je vingers aan branden. Daar kwam nog wat bij. In 1974-75 kwam er een beperking van de vorderingsmogelijkheden n.a.v. een procedure die de gemeente Diemen had ingezet en die de eigenaar tot aan de Raad van State uitvocht. De Raad bepaalde toen dat er niet gevorderd mag worden boven de distributiekoopprijsgrens (momenteel ƒ 260.000,-) en de distributiehuurprijsgrens (op 't ogenblik / 570,-). Tezelfdertijd kwam er een, waarschijnlijk niet zo bedoelde, vorderingsontiprioedigende richtlijn van staatssekretaris Schaefer aan de gemeenten. Utrecht bijvoorbeeld zette daarop prompt haar toch al niet spektakulaire vorderingsbeleid stop. Wat schreef Schaefer nl. in december 1974? „Van de bevorderingsbevoegdheid, bedoeld in artikel 7 van de Woonruimtewet 1947, wordt geen gebruik gemaakt dan nadat duidelijk is gebleken dat op basis van vrijwilligheid geen oplossing mogelijk is. Wanneer een zelfstandige woongelegenheid(...) langer dan zes maanden leeg staat wordt vordering daarvan in elk geval overwogen". In Utrecht vroegen B. en W. de vorderingskommissie in 1970 28 keer om advies, in 1971 één keer, in 1972 twee keer, in 1973 twee keer en toen kapten ze er maar mee. In Arnhem was men er al veel langer mee gestopt, de gemeente kreeg toch steeds ongelijk van Gedeputeerde Staten. Amsterdam vorderde alleen woningen van eigenaars die de woningen niet melden, zo'n honderd van de 7000. Kleinere gemeenten vorderden niet of nauwelijks en in het laatste geval in afnemende mate.

Andere mogelijkheid: gebouwenvordering Wie verlost ons van de woningnood? Een Haagse l<ral(er wordt bevrijd uit een zelfgeltozen vastlcetening aan de trappen van de Tweede Kamer (27 mrt. 1979) Foto: AIMP

Een weer heel andere mogelijkheid die de wet van 1947 biedt, is het vorderen van gebouwen (kantoren, scholen, tehuizen enz.). Amsterdam had de

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 491

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's