GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 337

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 337

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jéc %

AH kan dus zeer kritisch zijn bij de twintig procent merken die hij onder eigen naam voert. Een aantal daarvan wordt in eigen produktiebedrijven gefabriceerd. Deze hebben een eigen kwaliteitsdienst. Andere produkten dragen wel de merknaam „Albert Heijn" maar worden in feite door andere fabrikanten

voortgebracht. Albert Heijn heeft twee en binnenkort drie distributiecentra in het land waar alle artikelen binnenstromen voordoorverzending naar de winkel. Ook daar opereren mensen van AH's kwaliteitsdienst. Eegerdingk; „De goederen komen daar in overstelpende hoeveelheden binnen. Dat is echt ongelooflijk als je dat eens meemaakt. Je kunt je voorstellen dat daar een enorme organisatie achter zit. De artikelen moeten op een bepaalde tijd binnen zijn, ze mogen niette lang blijven staan en ze moeten allemaal weer op de bestemde tijd en in de juiste hoeveelheid naar de winkels. Ergens in die massa krioelen mijn praktijkmensen. Ze kontroleren de produkten zowel bij binnenkomst als bij doorverzending. Er zijn natuurlijk artikelen bij die zó snel oud worden dat een dubbele kontrole vereist is." Eegerdingks „praktijkmensen" gaan daarbij steekproefgewijs te werk: het zou ondoenlijk zijn om de gigantische berg in z'n geheel te kontroleren. Beperking is daarom noodzakelijk. Er wordt bij die kontroles in de distributiecentra heel wat afgekeurd, vooral groente en fruit: „Dat is helaas heel wat hoor bij elkaar, dat is niet kinderachtig."

Strenger dan de wet Hoe komt AH aan normen voor de kwaliteit van produkten? Ir. Eegerdingk: „In de eerste plaats houden wij ons aan de eisen die in de Warenwet staan. Voor Nederlandse fabrikanten is dat een vanzelfsprekende zaak. Maar bij invoerprodukten kan het nog wel eens anders liggen. Als wij ananassap uit Ivoorkust invoeren, rekenen wij er niet op dat de fabrikant ter plaatse de Nederlandse Warenwet uit het hoofd kan citeren. Maar als er een Nederlandse importeur in de tussenhandel zit, is het diens taak de fabrikant van de eisen op de hoogte te brengen." AH voert ook produkten rechtstreeks in en dan is aan hem de taak de eisen over te brengen. Boven de eisen van de Warenwet stelt AH nog eens eigen, soms scherpere wensen. Dat kan wel eens ,',kommunikatiemoeilijkheden"op\eyeren, is de ervaring van ir. Eegerdingk. Wat behelzen die eigen eisen? ,,Soms gaan wij een eind verder dan de wet", vertelt ir. Eegerdingk, ,,soms zijn het kommerciële wensen, bij voorbeeld zware in plaats van lichte siroop, of ananas in schijfjes in plaats van stukjes. Maar het komt ook wel eens voor dat wij in de gezondheidseisen bewust strenger zijn dan de wet om een extra veiligheidsmarge in te bouwen. Als de wet zegt: er mag zoveel tin in blikprodukten zitten, kan het voorkomen "dat wij dat getal nog eens halveren.'' Eegerdingk is redelijk tevreden met de Warenwet. Deze wet maakte bij haar invoering in 1919 een begin met het levensmiddelenrecht. Hij regelt vooral de 306

,,volksgezondheid", de,,eerlijkheid in de handel" en binnenkort ook de informatieplicht. Eegerdingk zit namens het bedrijfsleven in de Advieskommissie Warenwet, een orgaan dat de betrokken ministers adviezen verstrekt. ,,Met de Warenwet in de hand heb je de meeste gezondheidsaspekten aardig bij elkaar", oordeelt Eegerdingk, „veel mensen denken nogal eens dat tal van produkten gevaarlijk zijn, maar heus, daar zit heel wat overdrijving bij. De mogelijke gevaren zijn veel beter bekend dan vroeger en kunnen dus beter bestreden worden. Er is een indrukwekkend kontroleapparaat opgebouwd in Nederland. Natuurlijk kan er iets misgaan en dat haalt dan de pers. Maar vergeleken met vroeger zijn we er alleen maar op vooruitgegaan. Dat geldt zowiezo voor de kwaliteit. Vroeger kon je amper melk kopen die niet verdund was met water. Het probleem zit meer bij de mensen zelf: we eten te ongezond en de maaltijden zijn onevenwichtig samengesteld. Ik ken nog steeds mensen die geen fruiten amper groente eten, maar op kantoor wel drie kroketten naar binnen slaan in de middagpauze."

Minder weerstand door gezond eten Met veel belangstelling volg ik de serie van Ivan Wolffers over reformwinkels en -artikelen. Sedert jaren ben ik, voornamelijk door de hoge prijzen, argwanend wat hun nut betreft.

In de oorlog was het beter Er zijn wel cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over ons voedingsgedrag maar AH weet niet hoe zijn gemiddelde klant de maaltijden samenstelt. Het voedingsdagboekje van de Amsterdamse basisscholier brengt dan ook de nodige schrik te weeg. Wél merkt men bij AH dat verschuivingen naar beter voedingsgedrag maar heel langzaam gaan, ondanks jarenlange voorlichting van allerlei kanten. ,,Het publiek reageert heel traag", oordeelt ir. Eegerdingk, ,,en ik ben er helemaal niet zo zeker van dat het op dit punt de goede kant uitgaat. Ondanks de vraag naar reformartikelen stijgt het vet- en suikerverbruik, terwijl de broodkonsumptie daalt, ik heb wel eens het idee dat veel mensen in de oorlog gezonder waren, terwijl er toch weinig te eten was. Maar daardoor was er ook een tekort aan suiker en vet. Bovendien waren er amper sigaretten. Al met al hebben velen zich in de oorlog naar verhouding bijzonder goed gevoeld met al die schraalheid, al waren er natuurlijk probleemgroepen."

Deze lezer van de Volkskrant (22-3'80) had een opmerkelijk alternatieve visie op gezondheid en voedsel

miHliliiil''li'>i«irmTi>>ri

HM

^^

Ik voel mij gemanipuleerd door de poging mijn angstgevoelens te bespelen en ben ervan overtuigd dat als die artikelen mij niet helpen, ze dat in ieder geval wel de reformwinkel doen. Daar komt bij dat geen ?nkele voorlichting of reclame mij *eeft kuiMien overtuigen dat „natuurlijke" voedingsmiddelen per definitie gezonder waren dan die artikelen waaraan chemische of Synthetische stoffen worden toegetvoegd. Wie zegt mij dat die laatstgenoemde stoffen niet zelfs gezondere elementen kunnen l>evatten? Moeten we terug naar de wormstekige appels? -^ Dit leidt mij tot een gedachte waar i,jk reeds enige tijd mee rondloop, 4mét vraagtekens. ;- Het is bekend dat onder andere /Vliegen niet ontzien werden — inte{gendeel — als het om bij voorbeeld iDDT ging. Ze bleken al snel stoffen (te ontvnkkelen die hen daarvoor Resistent maakten. En dan denk ik ^an de velen onder ons die door een Jvetarm dieet onze bloedvaten moegen ontzien. Over bloedvaten weet Jk nauwelijks meer dan dat ik ze heb len ze moeten niet dichtslibben: vaatvemauwing, gevaar voor hart. Ongetwijfeld ongezond. Maar als men zeer vetarm eet, ;hebben die bloedvaten (of het bloed)

n nm

dan nog wel werk te verrichten? Blijven ze nog wel bezig het vet af te breken? Worden ze niet „lui"? Als ik een week in mijn stoel blijf zitten en dus mijn benen „ontzie", loop ik dan na een week veel beter omdat ik zo uitgerust ben? Speelt een pianist beter als hij een week niet speelt en dus zijn handen „spaart"? Ik leef sinds 50 jaar met één nier. Op mijn achtste jaar moest er één uit. De dokter zei toen tegen mijn moeder dat ik van nu af aan zoutarm moest eten, weinig of geen koffie drinken, nooit alcohol of scherpe specerijen gebruiken. Ik heb me daar nooit aan gestoord want ik vind al die dingen lekker (ik drink minstens zes k(^n>en koffie per dag). Had ik geleefd volgens dat doktersadvies, zou ik dan nu nog wel tien korrels zout en één kop koffie kunnen verwerken? Ik meen dat ik, door mijn nier hard werk te hebben laten verrichten, hem niet zwakker maar sterker heb gemaakt. Hij kan nu tegen een stootje (ik klop bet even af). Zijn wij niet bezig — in tegenstelling tot de resistent geworden vliegen — onze weerstand ten aanzien van alle mogelijke voedingsmiddelen te verliezen door al die onthoudir-^en? Moet er niet gezocht worden naar een „pil" die onze bloedvaten (bloed?) helpt en activeert het vet af te breken in plaats van onszelf dat vet te onthouden. Of is men daar misschien al mee bezig? Een vette gootsteen vermijd ik niet. Ik ontvet hem met een afwasmiddel. AMSTERDAM J. Bonder van Gelder

In' n —

De vrijheid van de konsument Leeft AH in een spanningsveld tussen kommerciële eisen (,,...er is vraag naar snoep...") en ideële wensen ( maar het is ongezond, wat nu?"). Eegerdingk: ,,Dat komt wel eens voor. Niet waar het een verontreinigd of anderszins ontoelaatbaar produkt betreft. Als ik dan inbreng dat zo'n produkt niet kan, is dat nooit een punt van diskussie. Maar u noemt nu snoep. Inderdaad, wij verkopen snoep. We willen ook snoep verkopen, daar doen we niet huichelachtig over. Maar er is natuurlijk een verschil tussen echt giftig voedsel en etenswaren die je met beleid moet eten. Wij gaan er vanuit dat de konsument niet meer de onmondige verbruiker is van vroeger. Hij weet bliksems goed welk snoep niet goed is voor de tanden. Hij moet dan ook zelf de beslissing nemen." AH wil ook niet onder stoelen of banken steken dat door hem verkochte produkten eenzijdig samengesteld kunnen zijn. ,,Maar de konsument is zélf verant-

^K

vu-Magazine 1 o (1981) 8 (september)

/U-Magazine 10 (1981) 8 (september)

Voedingsvoorlichting in VU-restaurant. Foto: AVO

307

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 337

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's