GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 509

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 509

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Roelf Haan

Advent

Op de zondagmiddag waarop ik deze pagina schrijf heb ik zojuist geluisterd naarde IKON-radio-uitzending van de op 22 oktober gehouden landelijke gebedsdient in Rossendaal ter voorbereiding van de grote vredesdemonstratie op 29 oktober. De schriftlezing was uit Lucas 24 — cfe Emmaüsgangers — waarover werd gemediteerd door de Noordamerikaanse theologe Melanie Morrison. In dat verhaal over de Emmaüsgangers treft mij altijd dat, dat op hetzelfde moment waarop de Emmaüsgangers in de evangeliserende vreemdeling Jezus zelf herkennen. Hij uit hun midden verdween. Dat Jezus herkend wordt en dan onmiddellijk aan het oog wordt onttrokken (een zich herhalende gebeurtenis, die ten slotte in de Hemelvaart wordt bevestigd), dat is geen toeval. De herkenning en de verdwijning horen bijeen; zij worden ons in eenzelfde zin meegedeeld. Zodra de boodschap die Jezus brengt als de zijne wordt onderkend, is zijn lijfelijke aanwezigheid kennelijk niet meer nodig. Die boodschap kan door zijn getuigen nu verder worden gebracht, zoals de Emmaüsgangers zullen gaan doen. Zij kunnen heffeest vieren van Jezus verdwijning. Want die staat in direkt verband met hun herkenning: ,,was ons hart al niet brandende in ons?" Zij hebben nu iets te vertellen aan de gemeente in Jeruzalem; van luisteraars zijn zij berichtgevers geworden. Dat is een merkwaardige gedachte, nu de Adventstijd

vu-Magazine 12(1983) 11 december 1983

begint. Dat immers de herdenking, nietvan de verdwijning, maar van de lijfelijke komst van Jezus. Is deze aanwezigheid dan toch zo belangrijk? Het lijkt er wel vaak op. Advent pleegt te worden gevierd als een opnieuw beleven — in een romantische en commerciële sfeer, in ieder geval onder bont vertoon van zichtbaarlieid: stallen, bomen, kaarsen — van een bepaalde episode, die van ,,het kindje in de kribbe". Toch is de kerk begonnen als een gemeenschap van mensen die het bericht van zijn opstanding en verdwijning hebben gehoord. Is Adventsviering dus niet een stap terug? Dat is het zeker, wanneer die episode uit het bijbelverhaal op zich zelf wordt gezet. Degenen die de christelijke boodschap willen ontkrachten en beroven van zijn betekenis in de moderne samenleving, hebben tegen zulke „christelijke feestdagen" geen enkel bezwaar. Wanneer het Christusverhaal wordt opgesplitst en uitgeleverd aan het moment waarop wij er onze snipperdagen aan wijden, dan is het ongevaarlijk. Maar Advent vieren na de opstanding en na Hemelvaart en Pinksteren, is geen terugblik, geen massaal, met hulp van de media en de commercie opgevoerd zondagsschool spel, maar is een bezinning op onze tegenwoordige situatie. Lucas 2 — het verhaal van de komst van Christus — heeft iets te zeggen over Lucas 22, de aankondiging van een nieuwe komst, niet in een achterafstal, maar ,,met

grote macht en heertijkheid". In die verwachting leeft de kerk nu. Er zijn er die het voortopig echter op de kerk zélf houden, op haar goede organisatie, op haar krachtige bestuurtijkevorm als maatschappelijk instituut of op de pracht en praal van het Sint Pietersplein. Zij kunnen met die verdwenen Jezus maar moeilijk uit de voeten, en willen hem op de meest zichtbare wijze — bij voorbeeld in de eucharistie — doen terugkomen van zijn Hemelvaart. Er zijn er ook die de Hemelvaart wel als een dogma erkennen, maar precies schijnen te weten waarom en wanneer dan de ,,tweede komst" te verwachten zal zijn. In de verwachting leven wil voor hen zeggen: God zal straks voor alles zorgen, zelfs wel voor de consequenties van de atoombewapening. Voorlopig moeten wij een ,,realistischepolitiel<" \/oeren. Van dergelijke uitingen van religieuze vastberadenheid en organisatie merken wij niets in de lezingen die de traditie van de kerk heeft uitgekozen voor de viering van de Aventstijd. Wanneer de dicipelen hem een oordeel vragen over het religieuze establishment van hun dagen, die gesymboliseerd wordt in de imponerende gebouwen van de tempel, „antwoordt" hij hen, en zegt: ,,erzalliier geen steen op andere worden gelaten. "Als de discipelen dan vragen: zeg ons, wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld, dan luidt het antwoord van Jezus al

weer negatief en,,eenzijdig": zien jullie (die vraagt naar mijn komst) maar toe dat jullie zelf niet verleid wordt. Nóg sterker worden de discipelen voor speculaties gewaarschuwd: niemand weet de dag van die komst, ,,ookdeZoon niet". Het zal zijn, zegt Jezus in Mattheus 24, als in de dagen van Noach. Toen geloofde men dat er aan de goddeloosheid en de vergetelheid nooit een einde zou komen. De profetische stam van Noach vond men geen ,,redelijk alternatief"; die werd uitgelachen. In een ingrijpen van God geloofde niemand: in het oordeel niet, en in een nieuwe aarde dus ook niet. Er was geen behoefte aan. Toch beschrijft Mattheus 24, evenals Lucas 22, de urgentie van de komst in termen die aan onze moderne, tot in het waarzinnige bewapende en geterroriseerde wereld zouden kunnen zijn ontleend. Het moment van de komst van de Messias is even urgent als onbekend. Omdat het onbekend is leent het moment zich niet voor speculaties; het is ook niet bruikbaar als een alibi voor het opstandingsgetuigenis van de kerk. Een ding staat vast: er komt een Komst. Juist de onbekendheid van het hoe en wanneer ervan moet de christenen waakzaam maken zodat zij niet onverschillig worden of zelfzuchtig. Dat is de basis voor de vaardige maatschappij: want de slaaf die denkt: mijn heer blijft uit en komt toch niet, zou kunnen beginnen zijn medeslaven te slaan, in plaats van hetdienstvolk waarover hij gesteld is te laten delen in een economie van het genoeg (Matth. 24:45 e.v.).

431

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 509

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's