GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 81

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 81

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

met de landschappelijke en (kunst) historische aspekten ervan. Het is een zinvol streven van de direkteur van de Utrechtse begraafplaatsen in de begraafplaats meer te willen zien dan een rustplaats voor doden. De Duitse hoogleraar in de bouwkunde begint zijn vertoog over begraafplaatsen dan ook met de overweging: ,,Nachdem sich unsre Einstellung zum Friedhof sehr gewandelt hat und wir in ihm nicht mehr den düsteren Ort der Trauer sehen..." Vanuit deze andere instelling willen wij de Eerste Algemene Begraafplaats te Utrecht „Soestbergen" uit 1830 eens nader bekijken.

De Tweede Wereldoorlog Al vóór bovengenoemde expositie had zich een ontwikkeling voorgedaan ten aanzien van een groep begraafplaatsen: de joodse. Over het hele land verspreid liggen in Nederland ongeveer 200 joodse begraafplaatsen, waarvan er twee zeer bekend zijn geworden: de Portugese uit Ouderkerk aan den Amstel en de Hoogduitse uit Muiderberg. Beide dateren uit de eerste helft van de 17e eeuw en zijn nog in gebruik. Na de oorlog trad ten aanzien van alles wat joods was een vreemde en verontrustende tendens op. Niemand wilde verder herinnerd worden aan de ellende van de oorlogsjaren en bij het verdringen van deze obsessies behoorde ook het sussen van de schuldgevoelens ten aanzien van de Joden. Tegen de schaarse overgebleven Joden werd een anti-semitische houding aangenomen die voor Nederlandse begrippen ongewoon heftig was. Het gesol met de — meestal geheel of gedeeltelijk (door Nederlanders) vernielde — synagogen was onvoorstelbaar. Wanneer zij te goed waren voor de sloop werden ze verkocht als kerk, pakhuis, garage of fabriek. Zo werd de bekende Groningse synagoge een wasserij en het rabbinaatshuis een bordeel... Behalve de synagogen waren er nog andere stille getuigen van het vrijwel verdwenen joodse leven: de begraafplaatsen. Vooral in en rond de oude stadjes zijn ze belangwekkend, omdat ze een goed beeld geven van de mate waarin Joden in de plaats van hun inwoning waren geaccepteerd en geïntegreerd. Hun begraafplaatsen liggen zowel binnen als buiten de stadswallen en het is steeds interessant na te gaan hoe de toestemmingsprocedure voor het stichten van een joodse begraafplaats verliep. Anders dan christenen met hun gra-

vu-Magazine 12 (1983) 2 februari 1983

Afb. 2. DE AARDSE PARADIJSTUIN VAN ZOCHER De heuvel is de spil van het ontwerp. Om estetische redenen is de toegang tot de put aan de achterzijde geprojekteerd. Het park was mede als wandelpark bedoeld en rond 1870 het doel

van talloze zondagmiddagwandelingen, zoals het bos Amelisweerd dat een eeuw later zou worden. Door een ruimere openstelling voor het publiek zal de wandelfunktie beklemtoond worden in deze wat melancholische paradijstuin.

ven in de kerken begroeven Joden hun doden altijd ,,buiten de legerplaats" en deze kerkhofjes delen nu in de herlevende belangstelling voor alle facetten van hetjood.se leven.

voor joodse maar ook voor andere begraafplaatsen een aantrekkelijke lokatie. Rond 1830 werden de gemeenten verplicht een algemene begraafplaats aan te leggen en juist in diezelfde tijd verloren de stadswallen hun defensieve funktie. Ze werden veelal omgezet in fraaie wandelparken. Als gevolg van deze aktiviteiten kunnen wij nu wandelingen maken over de

Stadswallen en andere parken De stadswallen vormden niet alleen

Veel mensen toeven graag op begraafplaatsen. Drs. W.Smit is zo iemand. Hij is verbonden aan het Geografisch en Planologisch Instituut van de VU en is tevens ieraar aardrijkskunde en geschiedenis. Zijn liefde tot het kerkhof komt niet voort uit een morbide inslag, maar heeft alles te maken met zijn vak, de godsdienstgeografie, waarbij de godsdienst wordt bestudeerd als „strukturerend" element in de samehieving in zijn uitwerking op de „sociaal-ruimtelijke orde". Zo zijn godsdienstige minderheden met uitgesproken eigen gedragspatronen ruimtelijk interessant; bij voorbeeld de Joden met hun synagogen en begraafplaatsen. Daarmee is de link tussen de godsdienst, geografie en het begraven dan gelegd. Meer nog dan die der levenden tonen de steden derdeden het onderscheid ,,Opde begraafplaats geven architektussen arm en rijk, tussen wijkers en tuur, stedebouw, statusvertoon en blijvers, tussen opdringers en verlie- rassenscheiding een afspiegeling van zers. Voor VU-magazine beschreef de levenden en niet van de doden." drs. Smit, die behalve wetenschapper en leraar ook dichter is (ps. Louis van Tricht), de „stedebouw voor gestorvenen".

75

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 81

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's