GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1984 - pagina 523

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1984 - pagina 523

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ruim baan bepleitte mr. Boukema voor de zgn. consultatiemedia. Zo achtte hij het aanbevelenswaard om de schaarste aan kabelkanalen te verdelen over de verschillende informatieverkeerspatronen. Anders gezegd: het kabelnet mag niet geheel vollopen met omroepuitzendingen uit binnenof buitenland. De te verwachten informatie-explosie inspireerde hem tot nog 'n paar kritische opmerkingen. Onderde informatievrijheid valt ook de vrijheid om zich niet te laten informeren. Het weven van reclameteksten in andere programma-onderdelen achtte hij om die reden afkeurenswaard. Hetzelfde geldt voor de min of meer gedwongen koppelverkoop van binnen- en buitenlandse zenders door kabelexploitanten. Voor wat betreft de pubiieksomroep vroeg mr. Boukema zich af of het niet langzamerhand onverteerbaar wordt mensen die in beperkte mate behoefte hebben aan en gebruikmaken van de omroep de kosten te laten betalen van radioprogramma's die als geluidsbehang nog zeer welwillend getypeerd zijn "of van TV-programma's die alleen nog in de categorie amusennent kan worden ondergebraciit omdat de omroepwet de categorie afval niet kent." De informatievrijheid, zo stelde hij afsluitend, heeft van de overheid niet veel te vrezen. Meer gevaar valt te verwachten van de kant van de informatie-industrie zelf. Hij had daarbij het oog op monopolievorming bij de informatieverschaffers en op de mogelijke invloed van economische machten op de inhoud van de over te brengen informatie. "De overheid heeft de plicht op haar qui-vive te zijn en beschermende maatregelen te nemen als de informatievrijheid van de burger in het gedrang komt". Een vierde lezing werd gehouden door dr. W. M. de Jong, wetenschappelijk medewerker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en auteur van de studie "informatie-techniek in Beweging". Een forum kreeg op 30 oktober ten slotte volgen de stellingen voorgelegd, die aan de vier lezingen waren ontleend; Stellingen Uit lezing prof. dr. J. Arnbak: 1. De omroep vormt maar een betrekkelijk gering deel van de media. De politieke belangstelling ervoor is overdreven groot. 2. Ondanks het overstelpende aanbod van gegevens is de hoeveelheid informatie voor de burger nauwelijks toegenomen.

vu-Magazine 13(1984) 11 december 1984

3. Nieuwe informatiesystemen dienen aan te sluiten bij bestaande informatiegewoonten. 4. De wetgever heeft te veel aandacht voor de huidige technische realisering: te zeer technisch-afhankelijke definities van informatiebeginselen in de wet. Uitlezing mr. dr. J. P. Boukema: 1. De wetgever kan zich niet langer oriënteren op de techniek (zie stelling 4 bij Arnbak). 2. Overheidsbemoeiing is in de eerste plaats vereist ter bevordering van de pluriformiteit van het aanbod in de media. De noodzaak verschilt per informatiestroom. 3. Ook t.a.v. de kabel-TV, satellietdoorgave en reclame op TV geldt, dat overheidsingrijpen alleen gerechtvaardigd is om pluriformiteit te waarborgen. 4. De informatievrijheid heeft meer te vrezen van de industrie dan van de overheid. 5. Hetweren van deomroep-organisaties van de abonee-TV is niet in strijd met het principe van de vrije meningsuiting uitdegrondwet. 6. Koppelverkoop-zenders (bv. via kabel-TV) is onjuist. 7. Ook als er geen schaarste meer is, houdt de overheid t.a.v. de media de taak voorwaarden te scheppen voor vrijheid van meningsuiting en het garanderen van de pluriformiteit. Uit lezing prof. dr. C. Hamelink: 1. De term "nieuwe media" is misleidend en is gemotiveerd door het zoeken van een nieuwe markt. 2. De ongelijkheid in de maatschappij en centralisatie worden bevorderd door de uitbreiding van informatietechnieken. 3. Media suggereren een niet-bestaande participatie in het wereldgebeuren. 4. TV is alleen geschikt voor reclame en amusement. Het medium kan niet anders dan een vertekend beeld van de werkelijkheid geven. 5. Alle media-euforie komt bedrogen uit: de burgers blijven horigen. Uit lezing dr. W. M. de Jong: 1. De trage introductie van nieuwe informatiediensten in de consumptieve sfeer is niet altijd te wijten aan een falend overheidsbeleid, maar eerder aan inherente tekortkomingen van de diensten zelf. 2. De problemen die samenhangen met privacy zijn technisch, binnen acceptabele economische grenzen, niet oplosbaar. 3. Door meer informatie en betere

computers neemt over het algemeen de stuurbaarheid van de maatschappij in een gewenste richting eerder af dan toe. 4. De informatiemaatschappij kan zich kenmerken door een grote economische instabiliteit. 5. Robotisering van de samenleving zal de macro-economische werkgelegenheid in Nederland de komende 20 jaar weinig beïnvloeden. 6. Informatietechnieken geven op korte termijn veel meer werkgelegenheid dan op langere termijn. 7. Een planmatige, flexibele uitbouw van TV-kabelnetten is met het oog op hetvergrote aanbod en nieuwe dienstverlening op zijn plaats. 8. Informatica is het vak van de toekomst, maar op sommige gebieden slechtsvoorde komende 5a lOjaar. Forum KRO-Media-directeur Richard Schoonhoven, Volkskrant-hoofdredacteur Harry Lockefeer, J. W. Reinold, ing., hoofd van de Directie Radio, Televisie en Pers van het ministerie van WVC en eerste redacteur VU-Magazine Ben van Kaam maakten deel uit van het door prof. dr.J. J. van Cuilenburg geleide forum, waarmee op 30 oktober het Studium Generale werd afgesloten. Zo somber als prof. Hamelink was geweest, uitte zich niemand maar geen van de forumleden stapte volstrekt onbekommerd het informatietijdperk in, zo het aanbrekende tijdvak deze naam althans verdient. Want is dat werkelijk een "nieuwe" orde? Lockefeer dacht van niet. Internationale machtsconcenstraties zag hij wel aankomen, maar met oudere technieken hebben we dezelfde mogelijkheden met ondernemingsgewijze produktie van informatie. De rol van de kranten zag hij overigens niet verdwijnen, evenmin als die positie uiteindelijk aangetast is door de televisie. Richard Schoonhoven zag vooral voor volgende generaties ingrijpende gevolgen van de informatica-ontwikkeling voor de inrichting van de samenleving. Hij verwees naar futorologen, die menen dat wonen en werken bij elkaar gebracht gaan worden met alle consequenties daarvan voor stedebouw en wegenaanleg. Ook verwachtte hij dat de nieuwe media de belevingswereld van de mens zullen beïnvloeden. Hij signaleerde verder o.a. het verschijnsel dat de media hun eigen omgeving gaan genereren. De wereld, althans de getoonde, wordt aangepast aan de eisen van het medium. Gebeurtenissen worden speciaal voor de televisie gecreëerd. Ben van Kaam stelde dat we eigenlijk

431

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

VU-Magazine | 536 Pagina's

VU Magazine 1984 - pagina 523

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

VU-Magazine | 536 Pagina's