GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 480

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 480

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

van de beroepsbevolking van Nederland. Een enquête door Kuiper onder zijn ambtsbroeders gehouden, wees uit dat bijna de helft van hen slechts negatieve motieven kon opgeven voor het besluit om bedrijfsarts te worden. Het meest genoemde motief was, dat de toegang tot een huisartsenpraktijk of de opleiding tot specialist moeilijk of onmogelijk was door te hoge leeftijd of het ontbreken van kapitaal. Kuiper zelf was om die reden ook bedrijfsgeneeskundige geworden toen hij in 1958 op 36-jarige leeftijd terugkwam in Nederland. Van de ondervraagden hadden veel het moeilijk gehad met de overgang van de klinische naar de preventieve geneeskunde. Het commentaar van Kuiper is kenmerkend: "Zoveel bedrijfsartsen hebben zelf ervaren hoe vervelend het is als jezelf in het begin niet zo gelukkig bent in je werk. Wat ligt dan meer voor de hand dan dat zij veel meer aandacht hebben voor de arbeidsvreugde van de mens? Helaas is dat niet altijd het geval." Twee begrippen komen steeds weer te voorschijn: voltooiing en ontplooiing. De voltooiing baart hem minder zorgen dan de ontplooiing van de werkende mens. De directe bedreigingen van het voortbestaan zijn niet meer zo belangrijk; de 'belangrijkste veiligheidsmaatregelen zijn genomen zodat het bestaan wel tot voltooiing komt. De ontplooiing van het bestaan wordt nog wel vaak bedreigd! Redelijke werktijden garanderen niets: het psycho-sociale klimaat van het bedrijf is belangrijk. Arbeid moet meewerken aan de ontplooiing van de werknemers, vindt Kuiper. "Ook de bedrijfsarts is weinig geïnteresseerd in de arbeidsvreugde van de werknemers. Er zou al veel gewonnen zijn als zij tot het inzicht kwamen dat het lustprincipe in de arbeid van groot belang is voor de gezondheid. Arbeid moet een lust zijn." De betekenis van de arbeid voor de mens ligt niet meer in de eerste plaats op de directe invloed op de gezondheid, maar in de invloed op het welzijn. Het gaat niet alleen om de levensduur en levensverwachting, maar om de kwaliteit, de 'vervulling van het leven en de authentieke menswording'. Eén van de consequenties hiervan was duidelijk: ontkoppeling van arbeid en inkomen. Met een opgewekte vanzelfsprekendheid analyseerde hij de consequenties van het losmaken van arbeid en levensonderhoud. Voor hem had het met gezondheid, welzijn, menswording en ontplooiing te maken. Hij praatte over het recht op onderhoud als een fundamenteel recht van de mens. Dat recht op onderhoud is een inkomen dat we elkaar als wereldbewoners schuldig zijn; hij gebruikte hiervoor de term 'verschuldigd inkomen'. Wat provocerend schreef hij: "Niet alleen ijverige werkers zullen het krijgen, maar ook thuis rondlummelende lui-

396

9 A rbeid die niet meeJ\,werkt aan de ontplooiing is gestolen tijd. Dat kun je niet meer goedmaken met meer vrije tijd of een hoger salaris. ' lakken, prostituees en gevangen zittende misdadigers (met aftrek van logieskosten)." Uiteraard werd principieel de hele wereld er in betrokken. Iemand die zich niet in deze problematiek betrokken voelde, provoceerde hij door hem sociaal onvolwassen te noemen en gebrek aan creativiteit te verwijten. Kritiek op de derde wereld was pas geoorloofd als we eerst de hand in eigen boezem hadden gestoken. Nog een citaat uit deze tijd: "Wij zijn meer geërgerd door de ongebreidelde procreativiteit van de arme volken dan over gebrek aan sociale creativiteit van onszelf " Hij reageerde met enige verbazing op de opschudding die ontstond na een voordracht die via een ANP-bericht bij de media kwam. Voor hem was het al ouwe koek. Hij was "onder andere" met die ontkoppeling bezig zoals er meer consequenties van zijn denken over welzijn en arbeid waren. 'Vrije tijd' bij voorbeeld was toen ook belangrijk in zijn denken. De voordelen van de ontkoppeling waren voor hem haast onbeperkt en schier utopisch. Een willekeurige greep: een grotere rechtszekerheid, geen gedoe meer om ziekte of gebrek te bewijzen en gesoebat bij betuttelende ambtenaren, grotere zelfstandigheid, zoals onafhankelijkheid bij echtscheiding, minder arbeidsconflicten want niemand is meer loongebonden-afhankelijk, de arbeid wordt beter toegankelijk, grotere arbeidsreserve en het verdwijnen van de 'kwade reuk' van het werken. De bezwaren en kritiek die alom naast het vaak wat ongenuanceerde applaus opkwamen, ving Kuiper naar mijn indruk met rust, vaardigheid, waardigheid en de nodige humor en op goed niveau op. De grootste struikelblokken lagen natuurlijk voor de hand: — Hoe schakel je over? Een oplossing voor de moeilijkheden in een overgangstijd is niet denkbaar; — De mens is geneigd tot alle kwaad (dus lui) en op zijn minst fundamenteel egoïstisch; — De gevolgen en consequenties op internationaal niveau zijn onoverkoombaar. Arbeidsplicht voor bepaalde groepen, uitbreiding van de automatisering in de bedrijven, aantrekkelijker maken van de arbeid, verhuizing van bedrijven naar het buitenland, gevolgen van leegloop en slui-

ting van bedrijven, het kwam allemaal ter sprake in de discussies. Vrije tijd En toen werd het stil en ging de praktijk, om opleidingsniveau, rang, stand en 'verantwoordelijkheid' hogelijk te waarderen en extra te honoreren, gewoon door. Ik denk dat ook nieuw was dat Kuiper zich als sociaal-geneeskundige met de vrije tijd ging bemoeien. Het grensverleggende van hem was denk ik tweevoudig: — naast de mogelijkheid van bedreiging van de arbeid voor de gezondheid is er de mogelijkheid van ontplooiende invloed van arbeid; arbeid werkt dan mee aan de ontplooiing van het bestaan. "Arbeid die niet meewerkt aan de ontplooiing is gestolen tijd. Dat,kun je niet meer goedmaken met meer vrije tijd of een hoger salaris." — aandacht voor de vrije tijd, naast de werktijd. Vrije tijd noemde Kuiper menselijke tijd. Meestal wordt vrije tijd tegenover frustrerende arbeid gezet. Binnen de oppervlakkige filosofie van het heilbrengende bedrijfsleven, wordt de arbeid als onaangenaam ervaren. Gelukkig volgt op de ellende van de arbeid de verlossing door de vrije tijd. Die vrije tijd wordt door het bedrijfsleven zelf gegeven en daarvoor past dus dankbaarheid aan het bedrijfsleven. Die dankbaarheid is dan te tonen door de volgende keer de arbeid weer blijmoedig te verrichten. Natuurlijk is dan 'menselijke tijd' humaner dan de hierboven beschreven vrije tijd. Voor Kuiper is 'menselijke tijd' de tijd die we nodig hebben om ons levensdoel te bereiken, om authentiek mens te worden en om onze eigen, onvervreembare levensgeschiedenis te kunnen schrijven. "In onze door het bedrijfsleven geheiligde cultuur", schrijft Kuiper, "zijn we er aan gewend geraakt dat tijd geld is. De overwaarde, die we hechten aan alles wat met geld te koop is, belet ons in te zien dat tijd veel belangrijker is dan geld. Tijd is leven. Op zich-

9 / ^ P zichzelf is het

XJniet belangrijk met welke zaken we onze tijd vullen: met slapen, reizen, weven, bankwerken, eten, vrijen of inkopen doen. Tijd die geen betekenis heeft voor het maken van onze eigen levensgeschiedenis is verknoeide tijd.'

VU-MAGAZINE — NOVEMBER '85

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 480

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's