GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 332

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 332

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe groot het aantal lijders aan slaapstoornissen in Nederland is, valt niet met enige precisie te zeggen. Hetzelfde geldt voor het aantal dergenen die voor dat ongemak een slaappil krijgen voorgeschreven. Hun getal moet liggen ergens tussen een half en vijf miljoen Nederlanders. De oorzaak van die ruime marge moet enerzijds gezocht in het feit dat sommige middelen bij de apotheek ook zonder doktersrecept verkrijgbaar zijn en dat, anderzijds, slecht slapen vaak slechts een onderdeel vormt van de klachten die een patiënt aan de (huis)arts voorlegt. Slapeloosheid komt immers zelden alleen en is meestal een symptoom van een dieperliggend euvel dat van sociale, psychische of medische aard kan zijn. Een patiënt die slecht slaapt en bovendien lijdt aan chronische bronchitis zal bij de arts in eerste instantie over laatstgenoemde kwaal klagen, terwijl aan beide euvels dezelfde oorzaak — bij voorbeeld stress — ten grondslag kan liggen. In ieder geval zegt zo'n vijftien procent van de Nederlandse bevolking vaak slecht te slapen, aldus de resultaten van een in 1977 gehouden NIPO-enquête. Het deel van deze slaapgestoorden dat een toevlucht neemt tot chemische middelen, moet daarom vooral niet te gering worden geacht. Men mag tenminste veilig aannemen dat, binnen het omvangrijke scala dat de wereld der geneesmiddelen kenmerkt, de groep der zogenoemde psychofarmaca — waaronder slaap- en kalmeringsmiddelen als belangrijkste middelen — de farmaceutische industrie de grootste omzet bezorgt. In een onofficiële schatting uit 1983 wordt gesproken van twee miljoen Nederlanders die jaarlijks gezamenlijk voor 300 miljoen aan slaap- en kalmeringsmiddelen wegslikken.

S

laapmiddelen mogen maximaal veertien dagen achtereen worden gebruikt, zo benadrukken zij die het weten kunnen in de medische literatuur. Langer is bovendien niet zinvol omdat het middel daarna geen enkele lichamelijke uitwerking meer heeft. Het is volstrekt nutteloos geworden, afgezien dan van de suggestieve werking die het nadien kennelijk nog op de psyche van veel gebruikers heeft: ,,Zonder dat pilletje kan ik niet slapen." Het feitelijke gegeven dat het middel na twee weken niet meer de gewenste fysiologische werking heeft, maakt echter des te opmerkelijker dat dergelijke middelen in veel gevallen langer, soms zelfs nog jaren achtereen, worden gebruikt. En dat nog wel op voorschrift van de huisarts. De vraag is hoe dat kan. Houden artsen hun vakliteratuur niet bij? Is het tijdgebrek, gebrek aan belangstelling, onmacht? Of zijn de patiënten ze de baas, die weigeren zonder het verlangde recept de spreekkamer

290

dewerkers van de Rijksuniversiteit te Utrecht boog zich, in het kader van het 'preventieproject alcohol en drugs' over die vraag. Zij onderzochten het voorschrijfgedrag van artsen — vooral ten aanzien van het inmiddels beruchte slaap- en kalmeringsmiddel Temesta — en rapporteerden onlangs hun bevindingen. Hun meest opvallende conclusie: de helft van de in dit onderzoek ondervraagde groep artsen is ronduit tegen het voorschrijven van het gevaarlijke middel Temesta, maar doet het desondanks toch. Dit, terwijl daarbij de aanbevolen voorschrijfduur van twee weken veelal ruimschoots overschreden wordt, omdat men, naar eigen zeggen, voor het middel geen alternatieven ziet. De artsen wassen hun handen in onschuld, menen de onderzoekers die dit verschijnsel daarom de plastische naam 'Pontius Pilatussyndroom' meegaven. Een heel plausibel antwoord op de vraag 'waarom?', geeft de bekende Zaltbommelse huisarts P. van Dijk , in een interview dat in het Utrechtse onderzoeksrapport is opgenomen: "Als ik in een grote stad als Amsterdam huisarts zou zijn, zou ik ook gaar worden als mensen steeds komen met spanning of klachten die met spanning te maken hebben. Ik denk dat ik dan ook slaaptabletten zou gaan voorschrijven. Het is natuurlijk ook makkelijker om een tablet voor te schrijven. Je bent van het verhaal af en je hoeft verder niet moeilijk te doen. In principe heb je ook dankbaarder patiënten wanneer een recept gegeven wordt dan wanneer in de problemen geroerd gaat worden." Het neemt niet weg dat ook Van Dijk Temesta — de slaappil waarop de Utrechtse onderzoekers in het bijzonder de aandacht richtten — als "een weerzinwekkend middel" omschrijft: het heeft de meeste en meest ernstige bijwerkingen en patiënten komen er het moeilijkst weer vanaf. Dat de helft van de onderzochte artsen het desondanks voorschrijft, wijt Van Dijk aan het gegeven dat de gemiddelde huisarts

"geen bal afweet van slapeloosheid", "nauwelijks iets van geneesmiddelen" en "heel weinig van bijwerkingen", terwijl het voor het overige een kwestie is van zowel "gebrek aan tijd als gebrek aan belangstelling". Het zijn geen geringe tekortkomingen die Van Dijk zijn collega's aanwrijft. Echter ook de patiënten treft blaam, aldus het rapport: heel vaak zijn zij degenen die het middel domweg eisen van hun arts. De anders zo vaak als 'onmondig' omschreven patiënten weten in dit soort gevallen precies wat ze willen. Enerzijds leggen ze de verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid gemakkelijk bij de arts, anderzijds zijn ze zonder recept niet tevreden. Of, zoals een ondervraagde arts het uitdrukt: "Mensen komen met klachten en zeggen: jij bent de dokter, zoek dus maar uit wat het is, maar ik wil pillen." De verontschuldiging van veel artsen voor het voorschrijven van, in dit geval, Temesta luidt bovendien vaak, dat de betreffende patiënten al verslaafd waren aan dit middel voor ze voor het eerst hun praktijk binnenstapten; een erfenis van hun voorganger dus. Een andere arts: "Als patiënten om middelen vragen, zal ik ze, ook als ik het er als arts niet mee eens ben, wel geven." Over de vraag, hoe ver de verantwoordelijkheid van de dokter reikt, wordt, binnen de artsenstand en blijkens dit onderzoek, kennelijk zeer verschillend gedacht...

W

elke weg kan de radeloze, wakkerliggende mens nog gewezen worden als slaappillen niet effectief blijken en nog schadelijk ook? Ook daarover lieten de onderzoekers hun licht schijnen. Zo wijzen zij bij voorbeeld op een aantal alternatieve behandelingsmethoden, variërend van kruiden en huismiddeltjes tot voedingstherapieën, ontspanningstrainingen en (zelf)hypnose. Voor de meeste van die methoden geldt dat ze, zoal niet probaat, dan toch in ieder geval onschadelijk zijn. Zo ook voor het huismiddel tegen slapeloosheid dat iedereen kent en waarvan de werking inmiddels wetenschappelijk is verklaard. Een beker warme melk na het avondlijke ommetje doet inderdaad wonderen. Dat drankje bevat namelijk L-tryptofaan dat de produktie van serotonine bevordert. En die laatste, hormoonachtige stof dient om de slaapopwekkende impulsen vanuit het centrale zenuwstelsel over te brengen naar het slaapcentrum in de hersenen. Probaat dus, en onschadelijk! D

SEPTEMBER 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 332

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's