GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1987 - pagina 12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1987 - pagina 12

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

vinden die hun eeuwig waarom voorgoed het zwijgen oplegt, 't Hooft: "Pas als je zo'n theorie hebt, kun je met de armen over elkaar gaan zitten.''

V

oorlopig is het nog niet zo ver. Er zijn nog steeds voldoende vragen waarop het antwoord niet is gevonden. Vragen bij voorbeeld over de uitdijing van het heelal, 't Hooft: "Je kunt het heelal vergelijken met een potlood op zijn punt dat nèt bezig is te vallen. We weten dat het heelal al heel lang bestaat en dat het potlood in het ver-

'Een goed natuurkundige is heel erg ongelovig. Hij wil zich niets laten aanpraten.'

Prof. dr. G.'t Hooft: 'Er is iets wonderlijks aan het heelal dat we niet begrijpen' Foto Bram de Hollander

leden recht op zijn punt moet hebben gestaan, " ' t Hooft kijkt geamuseerd als onverwacht de balpen voor hem op tafel even op zijn punt blijft staan. "De vraag is: hoe is het mogelijk dat het potlood zo lang rechtop is blijven staan en dat het nu pas begint te vallen. Er is iets wonderlijks aan het heelal dat we niet begrijpen. Het is tè toevallig." Er zijn meer voorbeelden te geven waarin de natuur met ongelooflijke nauwkeurigheid lijkt te zijn afgesteld. Natuurkundigen spreken in dit verband wel over het natuurlijkheidsprobleem. Het komt onna-

tuurlijk voor dat het poüood zó precies op zijn punt staat. Hadden de knoppen bij het begin van het heelal iets anders afgesteld gestaan, dan hadden we hier nu niet gezeten. Waren de natuurkrachten niet zo op elkaar afgestemd, dan had er geen universum bestaan. Je kunt de redenering ook omdraaien: omdat wij bestaan en erover nadenken moeten de krachten wel op de goede manier zijn afgesteld. Dat heet het menselijk principe. Het had misschien wel anders gekund, maar dat is blijkbaar niet gebeurd. Anders waren er geen mensen geweest, 't Hooft: "Je kunt natuurlijk weinig tegen dit principe inbrengen. Toch zijn we er niet echt tevreden mee. Je zou het een religieus (of misschien wel antireligieus) principe moeten noemen. Maar dat is wel het laatste wat we willen aannemen." In de achttiende eeuw vergeleek de Duitse natuurkundige Leibniz het heelal met een fijn afgestelde klok. 't Hooft verzet zich tegen dit beeld: "Een goed natuurkundige is heel erg ongelovig. Hij wil zich niets laten aanpraten. We willen niet voetstoots aannemen dat er iemand is geweest die de klok heel precies heeft afgesteld. Dergelijke samenzweringsverschijnselen worden nergens in de natuur gezien; alleen daar waar we de natuur nog niet goed kennen. We nemen aan dat het probleem wel zal verdwijnen als we de juiste modellen hebben gevonden."

D

e moderne kosmologie (de wetenschap van het heelal) worstelt al jaren met de vraag welke vorm dat heelal heeft. Volgens de kosmologen is het te vergelijken met een spiegelpaleis. De randen van het heelal zijn op de een of andere manier aan elkaar geplakt. Als je maar lang genoeg recht doorloopt, kom je vanzelf weer uit op dezelfde plaats. Er wordt nog druk gediscussieerd over de vraag hoe het heelal in elkaar steekt: is het een zeepbel en eindig groot, of vlak en oneindig groot, of misschien nog iets anders. Het hangt er allemaal vanaf hoe het potlood in het begin op zijn punt stond. Natuurlijk dringt zich de vraag aan ons op wat er buiten het heelal is. Die vraag is niet gerechtvaardigd. Ruimte bestaat alleen in het heelal. Het heelal kent geen 'buiten'. Een andere brandende vraag: wat was er vóór het heelal? Volgens prof. 't Hooft opnieuw een oneigenlijke vraag. Het heelal kent geen 'voor'. "De vraag wat er was voor het

punt nul is eigenlijk een religieuze vraag. Een natuurkundige weet niet watje daarmee bedoelt. Je kunt de tijd daarvóór gewoon niet definiëren. Er is geen manier om zinnig onder woorden te brengen wat daarvoor was. Het is het punt waarop de tijd begon. Je moet heel erg oppassen met het stellen van vragen, waarvan je niet goed weet wat je er zelf mee bedoeft. De vraag wat er was voor de oerknal is zo'n vraag zonder betekenis." Voor 't Hooft is de werkelijkheid in de eerste plaats wiskundig van aard. In wiskundige zin bestaan deze menselijke vragen niet. Mensen zien problemen waar ze niet zijn, als ze afgaan op de intuïtie van alledag. Prof. 't Hooft noemt als voorbeeld de wiskunde van de priemgetallen. Priemgetallen zijn getallen die alleen deelbaar zijn door ' 1 ' en door zichzelf. "Het kleinste priemgetal is '2'. Daarvoor zit niets. Je kunt wel de vraag stellen: wat kwam er dan voor die '2'. Maar daar begint pas de serie. Het heeft geen zin om te spreken over kleinere priemgetallen. Zo heeft het ook geen zin om te spreken over tijden voor het tijdstip nul. Een natuurkundige leert om zulke vragen niet te stellen.'' Toch zijn er collega's die moeite doen om te begrijpen waaruit het heelal is ontstaan. Zij zien de oerexplosie als een quantummechanisch effect. Eerst was er natuurkunde, zeggen zij, het heelal is een bijverschijnsel daarvan, 't Hooft schudt het hoofd: "Ik vind niet dat men dit zo mag stellen. Ik geloof niet eens dat de mededeling dat de oerknal een quantummechanisch effect was iets betekent." Voor het punt nul was er geen fysica. Maar wat was er dan wél? Wat blijft er over als we het heelal hebben doorgrond en wanneer we weten dat daarbuiten niets meer te begrijpen valt? Is er in de moderne natuurkunde nog behoefte aan een Schepper? 't Hooft: "Wat mij betreft hoeft er helemaal geen schepper te zijn. Maar het doet geen kwaad om te veronderstellen dat het hele mathematische systeem 'ooit' is opgesteld door 'iemand'. Die zou je een Schepper kunnen noemen."

De natuurkundigen bouwen hun Toren van Babel. Het heelal heeft in hun ogen onmogelijk anders kunnen zijn dan het is. Ook de wereld is zoals ze is. De schepping was geen daad maar een wiskundig idee. En God zou dus een wiskundige moeten zijn. D Bram Vermeer en Mark Mieras studeren natuurkunde en zijn freelance journalisten.

VU-MAGAZINE - JANUARI 1987

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

VU-Magazine | 485 Pagina's

VU Magazine 1987 - pagina 12

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

VU-Magazine | 485 Pagina's