GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1990 - pagina 51

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1990 - pagina 51

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

herleven en niet te vergeten. Zoals we de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog niet mogen vergeten. In dat opzicht vormen de verhalen van de baUingen en vluchtelingen hieronder een historisch document.

H

Het kamp voor Roemeense vluchtelingen in het Hongaarse Hajdüszobosló. De vluchtelingen zelf wilden geen van allen op de foto uit angst voor represaillemaatregelen van de Securitate tegen achtergebleven familie. Foto Yvon Schoenmakers

ajdüszoboszló. Een middelgrote stad in het oosten van Hongarije, dicht bij de Roemeense grens. Een sjiek Kurort, waar Duitse en Nederlandse bezoekers in badjas door de straten flaneren en converseren over hun kwalen. Het is 27 september 1989. Deze leefwereld staat ver af van wat zich elders in het stadje afspeelt. Daar is een zomervakantie-oord voor kinderen ijlings ingericht voor de stroom vluchtelingen die dagelijks (maar vooral 's nachts) de Roemeense grens oversteken. Mannen, vrouwen en veel kinderen wagen de gevaarlijke tocht omdat ze de onvrijheid, het gebrek aan voedsel, werk en toekomstperspectief niet meer kunnen verdragen. Het overvolle kamp - met een wisselende bevolking van 200 mensen wordt beheerst door ongerustheid over degenen die in het dictatoriale Roemenië van Ceausescu achterbleven. En door euforie over een toekomst in het 'vrije' Westen. De hal van het hoofdgebouw, met lage stoelen en tafels, stroomt tegen twaalf uur vol. Gedisciplineerd wachten mensen in de rij tot ze groepsgewijs de eetzaal in mogen voor de warme maaltijd. Sommigen nemen de restjes mee naar hun slaapverblijf. De meeste kinderen zien er bleek, moe en ondervoed uit. Nieuwsgierig drommen ze om ons heen, bekijken de bandrecorder en fotocamera. Schoorvoetend komen daarna ook de ouderen. Vragen, veel vragen. Hoe is het leven in Nederland? Is daar genoeg werk? Wat weet men bij ons van Roemenië? De mensen wiUen wel praten. Enerzijds om lucht te geven aan hun diepe gekwetstheid, anderzijds omdat ze denken dat internationale aandacht hen kan helpen. "Die zullen ze ook hard nodig hebben", zegt de directrice van het kamp. "Wat voor toekomst gaan ze tegemoet? De banen en huizen liggen in dit land niet voor het oprapen. De Hongaars- en Duitstaügen hebben een streepje voor, maar er komen de laatste tijd

steeds meer mensen die slecht zijn opgeleid en alleen maar Roemeens spreken. Vannacht nog zijn hier 39 jonge Roemeense mannen aangekomen. Ze vertelden dat ze onder druk waren gezet om voor de geheime pohtie, de Securitate, te gaan werken." Securitate, die naam zullen we nog veel horen. Men wil niet op de foto, er mogen geen namen worden genoemd. De Securitate zit overal en men vreest represailles voor de familie en vrienden die achterbleven. Vanuit verschillende bronnen horen

M

et ogen die totale ontreddering uitstralen reageert de man aarzelend op onze uitnodiging om te vertellen. Zijn stem klinkt zacht, verstikt. Hij is een fors gebouwde maar afgeploeterde veertiger. Twee weken geleden vluchtte hij met zijn vrouw en drie kleine kinderen. Ze hadden twee nachten gelopen. Overdag hielen ze zich schuil. De derde nacht - ze waren vlak bij de grens - werden zijn vrouw en kinderen door de politie gepakt. Hij liep voorop en hoorde het gebeuren. Hij

wekenlang niet heeft geslapen. De dokter van het kamp - zelf drie jaar geleden uit Roemenië gevlucht - bevestigt ons later dat deze man in een permanente shock-toestand leeft. Het interview verloopt stroef. Er zijn aan beide kanten meer vragen dan antwoorden. Als we de man vragen waarom hij wilde vluchten, kijkt hij ons verbijsterd aan. "Als het zelfs aan eten ontbreekt, kun je geen kinderen opvoeden", zegt hij. Een vrouw mengt zich in het gesprek. Ze is een boerin uit Transsylvanië, het gebied waar het grootste deel van de Hongaarstalige minderheid woont. Het werd in 1919 door Roemenië geannexeerd. Tijdens Wereldoorlog II kwam het onder Hongaarse heerschappij. Daarna werd het weer ingelijfd bij Roemenië. Sindsdien heeft Ceausescu met alle macht geprobeerd om er de (zeer oude) Hongaarse cultuur weg te vagen en de bevolking te vernederen. Alles en iedereen moet onderdeel worden van zijn 'systematisering'. Dorpen worden met de grond gelijk gemaakt om plaats te maken voor stalinistische blokkendozen. "De Hongaarse en Duitse minderheden", zegt de vrouw, "hebben het misschien wel moeilijker dan de anderen. Maar hoe langer hoe meer is het leven van alle dag ook voor de Roemenen zeer zwaar."

O

is doorgerend, de grens over. Hij voelt zich schuldig en maakt zich grote zorgen over zijn gezin. Via een brief weet hij dat zijn vrouw drie dagen en nachten in de gevangenis zat en met een stok werd afgeranseld. De kinderen zaten alleen thuis. Vrienden hebben haar met geld uit De voorzitter van het Internationale de gevangenis gekregen. Helsinki Comité (een mensenrechten- Hij heeft al twee brieven van zijn organisatie) betitelde dat onlangs als vrouw gehad. Ze is ziek en radeloos. "interne verbanning". In een rede Het is onmogelijk om haar van zijn voor het Europese Parlement zei hij: kant iets te laten horen. Brieven ko"Sociale en economische condities men ongeopend terug. De telefoon worden gebruikt als een politiek wa- werkt niet. pen om zelfstandige activiteiten en Hij weet dat hij niet meer terug kan. meningen de kop in te drukken. De "Dat betekent mijn dood", zegt hij. mensen leven in - wat men zou kun- Intussen piekert hij over manieren nen noemen - een interne verban- om zijn vrouw en kinderen hier naar toe te halen. Hij ziet er uit alsof hij ning."

we dat een op de vier inwoners van Roemenië voor deze pohtieke politie werkt. Meestal niet uit vrije wil, maar om te kunnen overleven of om familieleden te beschermen. Zo ontstaat er een situatie waar niemand de ander meer vertrouwt.

VU-MAGAZINE—FEBRUARI 1990

p het platteland wordt zeven dagen per week gewerkt. Voor een hongerloon. Er is een constant gebrek aan elementaire levensbehoeften. Soms valt ineens de electriciteit uit. Op verwarming moet bezuinigd worden. Als je geen connecties hebt bij de overheid of bij de politie, red je het ternauwernood. Voor haar stond al lang vast dat ze zou vluchten. Vooral vanwege haar drie kinderen. Ze wil dat ze een goede opleiding krijgen met kans op werk. Haar man is achtergebleven, hij heeft een vaste baan bij een landbouwcoöperatie en kon niet zo maar weg. Dat hij óók komt staat voor haar vast. Misschien over een jaar. "Maar misschien", zegt ze hoopvol "staat hij vanavond al voor de deur." Ze heeft de kans om te vluchten afgewacht. Op een dag moest ze helpen met de suikerbieten-oogst. Haar VU-MAGAZINE—FEBRUARI 1990

drie kinderen werkten mee. Het terrein lag dicht bij de Hongaarse grens, afgezet met prikkeldraad. Er waren steeds vier soldaten. Toen die zagen dat de mensen rustig doorwerkten, gingen ze weg. Toen is ze met de kinderen onder het prikkeldraad doorgekropen. Ze is hoopvol over de toekomst: "Ik voel me geen verloren mens. Ik ben er zeker van dat het hier zal lukken. In één maand heb ik daar samen met mijn man niet zoveel verdiend als hier in mijn eentje met twee weken tomaten plukken."

A

l de hele dag loopt in ons kielzog een wat simpel uitziende man. Hij heeft geprobeerd ons van alles te vertellen, maar wij verstaan niets. Hij rookt ononderbroken en heeft bijna geen tanden meer. Via onze tolk komen we te weten dat hij 42 jaar is, chauffeur en automonteur van beroep. Hij had het gevoel dat hij in Roemenië als oud vuil werd behandeld. Het probleem is, dat hij niet meer weet wie hij is. Zijn moeder was Hongaarse, zijn vader Italiaan. Hij probeerde altijd zijn best te doen, maar hij kwam nooit verder in zijn leven. Altijd moest hij genoegen nemen met het minste: de minste baantjes, de slechtste beloning. Een kennis, die dicht bij de grens woont, heeft hem geholpen met de vlucht. Naturlijk, hij wist dat het gevaarlijk kon zijn. Hij had de verhalen over mensen op wie geschoten werd, gehoord. Daarom wilde hij ook niet dat zijn twee zonen (vijftien en achttien jaar) meekwamen. Misschien lukt dat later nog. Hij is bang dat hij uit het kamp weg moet. Hij zit hier al veel te lang. Maar waar moet hij naar toe? Geen werk, geen geld, geen huis. Er is deze week een baby geboren in het kamp. De hoogzwangere moeder was in haar eentje met een kind van 14 maanden over de grens gelopen. Haar man zit nog in Roemenië. De oververmoeide directrice van het kamp, een kordate vrouw van middelbare leeftijd, zucht vertwijfeld. "Dat is het grootste drama: al die gebroken families. Soms geven de Roemeense autoriteiten toestemming aan de achtergeblevenen om zich bij hun familie te voegen. Maar meestal duurt dat lang of het lukt

helemaal niet. Alle onderhandelingen - op politiek niveau - zijn op niets uitgelopen." De eerste vluchtelingen hebben op eigen initiatief een rozenperk aangelegd, voor het hoofdgebouw. Een

'In Roemenië bestaan geen collectieve tradities. Er zijn dus ook geen collectieve oplossingen te verwachten.' oude vrouw schuifelt er met haar stokje langs. Ze vertelt ons opgewekt haar geschiedenis. Ze is met haar kleindochter van dertien hier gekomen. "Nee, het was helemaal niet moeilijk." Ze heeft familie in Duitsland wonen en ze kregen heel gemakkelijk een pasje voor familiebezoek. Als de bandrecorder uitgaat stromen ineens de tranen over haar wangen. Ze huilt geluidloos, wuift haar kleindochter weg. "U weet niet hoe erg het daar is", snikt ze. "Maar toch zou ik voor mezelf niet zijn weggegaan. Ik heb daar nog een zuster wonen." Wat denken we, zou ze ooit nog terugkunnen? Ze zou zo graag nog eens het graf van haar overleden man bezoeken.

I

n de Hongaarse hoofdstad Budapest hebben we gesprekken met twee Roemeense ballingen. Beiden zijn ze nog nauw betrokken bij hun geboorteland. Beiden proberen op hun eigen manier iets te doen. Emil lonavanescu zit in de actiegroep Rumania Libera. "Ik ben wat ze hier noemen een Roemeense Roemeen. Ik ben getrouwd met een Hongaarse en kwam vijf jaar geleden naar dit land. Het heeft drie jaar geduurd voor ik een paspoort kreeg. Sinds twee jaar zet ik me in voor de Roemeense vluchtelingen. Dat vind ik vanzelfsprekend, mijn plaats is naast hen. "Ik ben lid van Vrij Roemenië, een organisatie van Roemeense vluchtelingen. Het is een politieke organisatie waarin Hongaren, Roemenen, Duitsers en Serviërs zitten. Er zijn ongeveer zeshonderd leden. Ons doel is om te vechten tegen het dic5

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1990 - pagina 51

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

VU-Magazine | 484 Pagina's