GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1991 - pagina 179

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1991 - pagina 179

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I

koeken kon gaan eten in het restaurant in zijn geboortehuis. Belangrijker is de 'levendige geest', die ook op de achterflap genoemd wordt. Mathijssen kiest voor ieder gesprek een geschikte aanleiding en beschrijft de locatie. Ook geeft ze een persoonlijke indruk van het uiterlijk van de geïnterviewde. Peter de Génestet tekent ze bijvoorbeeld niet

Van Lennep: 'In het holst van de nacht hg ik te woelen om een enkel woord of een volzin.'

holst van de nacht lig ik te woelen in een ernstige crisis: "Veel van wat om een enkel woord of een volzin." ik eenmaal goed begreep, begrijp ik De Génestet, die het predikambt nu niet meer. En wat doen de domiheeft neergelegd, verzucht: "God nees? Ze knopen hun witte das nog zou wat meer medelijden met me wat deftiger, plooien in hun preken moeten hebben. Ik tob, ben lastig holle frasen tot schijnredeneringen, voor mezelf en ongedurig. Mogelijk donderen wat over de ondergang sloopt de kunst evenzeer mijn le- van de mensheid en hollen weg voor venskrachten als het preken." Isaac waarheid en natuur." da Costa weet: "Het dichtvermogen Francois HaverSchmidt (Piet Paalzelf rooft aan de dichter bloei en rust en leven." Schrijven was geen gezond beroep.

H

et ergst is Willem Bilderdijk er aan toe. Bij het interview staat een gravure afgebeeld van een buste van hem - dezelfde buste die Da Costa en Potgieter op hun studeerkamer hebben staan. naar de overgeleverde portretten, Om het hoofd draagt de dichter bizoals voor de hand had gelegen, zarre windsels die uitlopen in een want hij ziet er volgens haar juist punt. Tijdens een onderbreking van anders uit: "zijn glanzende donkere het gesprek, blijkt waar deze tulkrullen vielen jongensachtiger over band toe dient. Bilderdijk begint te zijn hoog voorhoofd, zijn ogen wa- kermen en zijn vrouw komt aangerend om de windsels los te halen. ren groter en gevoeliger." Op de schedel ligt een omgekeerd et zijn pure wensdromen, bordje dat verwisseld moet worden deze ontmoetingen. Ma- met een bordje dat zojuist op de kathijssen realiseert zich dat chel is verwarmd, want anders ze, ook als ze in echt de vorige eeuw houdt de dichter het niet uit van de had geleefd, niet zomaar bij een on- hoofdpijn. gehuwde studentauteur op bezoek Hij klaagt: "Mijn hersens schijnen zou kunnen gaan. Pas na veel voor- als met een kokende beweging in bereidingen komt het er in 1838 mijn hoofd rond te draaien. Ik leef toch van: "Toen de deur van de in de schaduw van de dood. Slapenkoets openging en de ijzeren trede de of wakende ben ik altijd even afneergelaten werd, zag ik dat Beets gemat en maak ondanks mijzelf onop me stond te wachten." Voor ophoudelijk verzen, of beter, ik giet Gerrit van de Linde (De Schoolmees- ze uit, want ze ontsnappen mij, geter) moet ze in 1857 helemaal naar willig of ongewillig. Dichtluimen Londen, waar hij haar opwacht en zijn een soort van deliria en met ze met wat grappen op haar gemak te kweken heb ik mijn hoofd verstelt: "Ik sta al een uur met open zwakt." hart en open armen op u te wach- Wat een leven! ten, en zo'n positie is zeer affectueus Gelukkig lijdt niet iedereen zo hemaar op de lange duur wel ver- vig. Nicolaas Beets vertelt dat hem moeiend." De omgang is dikwijls in- na de verschijning van zijn navoltiemer dan tegewoordig in inter- gingen van Byron ten onrechte een viewsituaties gebruikelijk is. "Lief melancholieke aard werd toekind", noemt Nicolaas Beets haar en geschreven: "Zelfs mijn dokter heeft het geprek met de zieke De Génestet mijn zenuwstel zeer bedrukt en lij- kort voor zijn dood - eindigt in dend gevonden en brengt dat in vereen omhelzing. band met O poëtische overspanOver persoonlijke problemen kan in ning." zo'n sfeer natuurlijk goed gesproken Natuurlijk was het eigen schrijverworden. De schrijvers luchten aan schap niet het enige probleem waar 'Heve Marita' uitgebreid hun hart de negentiende-eeuwse auteur mee over de moeite die het schrijven hen worstelde. Het was de tijd waarin de kost. Jacob van Lennep, die juist de moderne wetenschap het traditionereputatie van een gemakkelijke snel- le geloofsdenken aantastte. De Géschrijver heeft, biecht op: "In het nestet raakte door zijn geloofstwijfel

H

Marita Mathijssen: kritisch maar welwillend. Foto Chris de Jongh - NRC Handelsblad

36

ven, dan klaag ik God aan om al die arme kindertjes die hij geboren laat worden. () Nee, als er geen toekomst voor hen is en voor allen die wenen en lijden, dan zeg ik: er is geen God en ik wenste wel dat de wereld er nooit geweest was en hoe spoediger er een eind aan komt en hoe sneller de aarde een groot kerkhof zal zijn, des te beter."

merkt: "Er kon geen kat meer verdrinken en geen scheet meer stinken of het lag aan mijn vermakelijke vaderlandse geschiedenis." En die dynamische wereld van economische expansie, waar Oversteegen het over heeft? Daar schreef men inderdaad niet over, want daar leefde men niet in. Moest men dan in een zijkamer van de pastorie avonturenromans gaan schrijven over de lotgevallen van handige zakenlieden die een kapitaal vergaarden en het daarna - toch niet zo handig - weer kwijtraakten? Gelukkig deed men dat niet. De uitzondering die Oversteegen niet wil noemen, moet Multatuli zijn. Opmerkelijk is dat hij het kolonialisme echter niet als een dynamische wereld schetste, maar juist een verband legde met het benauwde geestelijke klimaat in Nederland. Hij deed dat in de figuur Batavus Droogstoppel, makelaar in koffie, een typisch negentiende-eeuws Nederlands romanpersonage.

D

tjens) houdt zich als dominee staande door onderscheid te maken tussen de waarheid van het verstand en van het hart, maar het ambt valt hem zwaar. In een gesprek vol doodsverlangen, zegt hij: "Jeremia vervloekte de dag waarop zijn moeder hem baarde, Job smeekte de Heer om het graf Ik zou ook wel eens hartgrondig willen vloeken, maar dominee vloekt niet. Dan fluit ik een deuntje."

B

ij HaverSchmidt zijn het niet alleen de moderne theologische inzichten, die hem aan het twijfelen brengen maar ook de armoede die hij waarneemt in zijn omgeving, het fabrieksstadje Schiedam: "als er geen leven is na dit leVU-MAGAZINE—APRIL 1991

e zogenaamde interviews van Mathijssen tonen aan dat haar protagonisten echte schrijvers waren, levendiger dan menigeen denkt. Die in elkaar geknutselde zinnen vol namaak antiek Nederlands komen er ook niet in voor, al geeft Bosboom-Toussaint wel toe dat zij in haar historische romans over de dialogen "een tint van oudheid" werpt. Opvallend zijn juist het directe taalgebruik en de krachtige beeldspraak die de Nederlandse schrijvers gebruikten, voordat zich de ramp voltrok die men woordWie zou er nog willen volhouden kunst noemde. Zo moppert Potgiedat deze schrijvers zich niet uitheten ter over De Gids, kort na zijn verover persoonlijke en maatschappelij- trek uit de redactie: "De bewaarke problemen? Natuurlijk, niet alles school heeft er haar intrede gedaan. kwam in de officiële geschriften te- In het duffe beslag zit geen gist recht, want, zoals Van Lennep zegt: meer." En De Génestet zegt van de critici dat zij "modder in de aderen" "Elk man in onze tijd kent twee gehebben. HaverSchmidt vindt... zichten". En dus praat Jan Kneppel- Je kunt aan het citeren blijven! hout (Klikspaan), die jongens uit la- En dat moet ook nog even. Want gere milieu's graag helpt bij het ont- hoe leuk de interviews ook zijn, het plooien van hun talenten, niet over blijkt onmogelijk om Oversteegen zijn diepste drijfveer ("ieder mens helemaal ongelijk te geven in zijn heeft een sprookje in zijn leven, al- depreciatie. Het oordeel van de leen vertelt hij het doorgaans niet."). schrijvers zelf over de "dommelende En dus verzoekt De Schoolmeester letterkunde" blijkt namelijk minzijn pseudoniem niet te onthullen stens zo negatief te zijn als het zijne. ("U voelt toch zelf dat dit mijn re- Wat zegt bijvoorbeeld Bilderdijk? putatie zou kunnen bezeren."). En "Onze hedendaagse poëzie is in handen van prulpoëten, baardscheerdus neemt Van Lennep zelf de versjes uit de handel waarover hij OPVU-MAGAZINE—APRIL 1991

ders, heggeknippers en schoenlappers, die vijlen en harken en scheermessen in plaats van de schrijfveer hanteren." En Potgieter? "Bilderdijk schudde de poëzie weer wakker, maar er zijn nog steeds te veel minnelijmers, spreekwoordenberijmers, hansworsten die aardigheden venten, woordengoochelaars."

HaverSchmidt: 'Ik zou ook wel eens hartgrondig willen vloeken, maar dominee vloekt niet. Dan fluit ik een deuntje.' En Beets? "Wat een oudemannenhuis is de HoUandse letterkunde". Is het verwondelijk dat De Schoolmeester opmerkt: "Ik neem geen plaats in tussen de vaderlandsche letterkundigen, en begeer dat dan ook niet." Soms lijken de bezwaren zelfs sterk op die van Oversteegen. Want net als de twintigste-eeuwse emeritus, vindt ook de jonge Beets dat onze hteratuur achterlijk is vergeleken met het buitenland. Hij verzucht: "Men humoriseert heel wat af in ons lieve vaderland, en bijna altijd op de pof en altijd met uitsluiting van zichzelf" Net als Oversteegen, merkt De Génestet op dat persoonlijke en maatschappelijke problemen worden omzeild: "De poëzie moet in haar stroom meer meesleuren dan zij de laatste tijd gedaan heeft. Ze moet breken met het vooroordeel dat het echt menselijke en natuurlijke buiten haar gebied vallen. Het is haar taak het leven van deze eeuw te spiegelen." En Potgieter zegt: "Soepjurken, slaapmutsen en sloffen zijn het onderwerp van onze lofdichten." Van wie heeft Oversteegen eigenlijk zijn wijsheid? D

Marita Mathijssen, 'De geest van de dichter, Tien zogenaamde gesprekken met negentiende-eeuwse schrijvers.' Amsterdam, Querido, 1990. Prijs: f29,90. J.J. Oversteegen, 'Land zonder klassieke literatuur.' In: HoUands Maadblad 1991-1.

37

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

VU-Magazine | 500 Pagina's

VU Magazine 1991 - pagina 179

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

VU-Magazine | 500 Pagina's