GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1993 - pagina 451

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1993 - pagina 451

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gert J. Peelen

A. van den Beukei Wetenschap, geloof en kunst, zijn drie gelijkwaardige manieren om naar de werkelijkheid te kijken. Maar als hij moet kiezen, dan vindt hij de w^etenschap de meest oppervlakkige van de drie. Over pretenties en bescheidenheid in de fysica: "Ik ben nog nooit een natuurkundige tegengekomen die het over 'de waarheid' had." Hoe meer we over de fysische werkelijkheid te weten komen, schreef hij in zijn boek, des te minder begrijpen wij ervan. "Dat was geen oorspronkelijke gedachte van mijzelf, hoor", corrigeert hij onmiddellijk, "maar een uitspraak van een Israëlische natuurkundige. Als natuur"'kundige weet ik niet goed meer wat begrijpen is. Ik beschik over een theoretisch mstrumentarium - formules, definities, mathematische vergelijkingen - dat werkt als een receptenboek; ook al weet ik wat de uitkomst zal zijn als ik het recept volg, dan nog begrijp ik niet wat er nu allemaal precies in die pan gebeurt. Met behulp van dat instrumentarium kan ik beschrijven wat ik waarneem. Maar dat is heel wat anders dan een antwoord op de vraag of ik me er ook nog iets bij voor kan stellen. Begrijpen is, als je je bij een beschreven waarneming iets kunt voorstellen. Kennen, gaat nog iets dieper. Kennen, zeg ik Blaise Pascal na, doe je niet met je verstand maar nietje hart." Metaalfysica of metafysica. Exact bezien bedraagt het verschil tussen de woorden niet meer dan twee letters. Maar er gaapt een kloof tussen de begrippen erachter, die onoverbrugbaar groot lijkt. Desondanks was het een metaalfysicus (om precies te zijn: een hoogleraar in de theoretische en de toegepaste materiaalkunde van de Technische Universiteit Delft) die de natuurwetenschappelijke kat de bel aanbond met een boek waarin de metafysica - de vraag naar de laatste, bovenzinnelijke grond der dingen niet werd geschuwd. Sterker nog: het boek was een bijna tweehonderd pagina's tellend argument voor de stelling dat de dingen hun geheim hebben en behouden; een standpunt waaraan het boek dan ook zijn titel ontleende. Dit boek ('De dingen hebben hun geheim; gedachten over natuurkunde, mens en God', in 1990 voor het eerst verschenen bij Ten Have in Baarn) van deze Delftse hoogleraar sloeg aan; naar zich denken laat om verschillende redenen. Hier nam een doorgewinterde fysicus het op tegen de valse pretenties van collega's die hoogmoedig menen binnenkort de laatste geheimen

van mens en kosmos te kunnen vatten in een simpele, wiskundige formule; tegen collega's ook, die er op grond daarvan alvast van uitgaan dat zij de mensheid daarmee voorgoed zullen kunnen genezen van waanideeën omtrent een scheppende godheid die het al bestiert dan wel in gang gezet zou hebben. Hier poneerde iemand, die nota bene zelf dagelijks strikt wetenschappelijk in de weer is om de atomaire structuur en de eigenschappen van vaste stoffen te doorgronden, dat het wezen der materie, ondanks alle theoretische en praktisch bruikbare inzichten die de studie ervan oplevert, een ongrijpbaar mysterie blijft. En tenslotte was hier een boven alle verdenking verheven natuurkundige aan het woord, die wilde laten zien dat men niet over een gespleten persoonlijkheid hoeft te beschikken om tegelijkertijd praktizerend fysicus en gelovig christen te zijn; een mens van vlees en bloed die niet bang was om inzake zijn persoonlijke geloofsleven het kwetsbare achterste van zijn tong te tonen. Allemaal redenen waarom de metafysica van deze metaalfysicus meer indruk maakte dan een werk met dezelfde thematiek van de hand van een - het zij met alle respect gezegd - theoloog of filosoof gedaan zou hebben. De ruime, rommelige maar sfeervolle werkkamer op de tweede etage van het materiaalkundig laboratorium van de T U Delft, ziet uit op de vermaarde Delfts-blauwfabnek van 'De Porceleyne Fles'. Het door luxaflex in brede banen gesneden, roodkoperen licht van een late herfstzon, maakt de sigarerook die het vertrek vult, bijna tastbaar. De zestigjarige prof.dr.ir. A. van den Beukei is geduldig in de weer om met behulp van een aansteker, asbak en een roestig reepje metaal uit te leggen wat het belang is van zijn studie naar de eigenschappen van zogenaamd 'amorfe' metalen. Dat zijn metalen die vanuit vloeibare toestand zo snel zijn afgekoeld, dat ze met de regelmatige, 'kristallijn' geheten, opbouw bezitten die metalen normaliter vertonen, maar m plaats daarvan een glasachtige atoomstructuur. "Kijk", zegt Van den Beukei, v u MAGAZINE DECEMBER 1993

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1993 - pagina 451

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's