GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 62

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 62

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De foto boven toont een 'vangnet' van de schimmel Arthrobotrys oligospora; aaltjes die ermee in aanraking komen, blijven eraan plakken. De foto onder toont het achterlijf van een aaltje, dat bezaaid is met menhirvormige sporen van de schimmel Drechmeria coniospora. De sporen doorboren de huid, zoidat de schimmeldraden het lichaam van het aaltje kunnen binnengroeien. De streepjes linksonder op de foto's staan voor éénhonderdste millimeter.

mei een aaltje tegenkomt toch al klein is. Vermoedelijk moeten we het in simpeler systemen zoeken. Je kunt bijvoorbeeld tulpebollen, die ook ziek kunnen worden door aaltjes, in een oplossing van Drechmeria dopen voor ze de grond ingaan." "iVlaar ik moet constateren," zegt Dijksterhuis, "dat mijn onderzoek geen voortzetting vindt. De mogelijkheden die ik zie voor toepassing vinden anderen kennelijk te gering. Dat is jammer, al is geen of weinig resultaat in zekere zin ook een resultaat. We weten nu dus dat we in deze richting niet verder hoeven te zoeken."

Dierentuin

in leven, terwijl de schimmel groeit op de levenssappen van het diertje. Samen weven de draden een net onder de huid van het nog levende aaltje. Tezelfdertijd groeien andere draden al naar buiten en vormen nieuwe sporen. Die sporen wachten tot een volgend slachtoffer voorbij komt om de cyclus voort te zetten. Wanneer een aaltje aan de gevolgen van dit parasitisme is overleden, groeien de schimmeldraden het lichaam binnen. De schimmel zuigt het aaltje in snel tempo leeg en vormt nog veel meer menhirvormige sporen.

Epifenomenen

16

Drechmeria, de schimmel die Dijksterhuis onderzocht, kan zich eigenlijk alleen maar hechten aan het aaltje Pana^rellus en is dus afhankelijk voor zijn voeding van dat ene diertje. Concurrerende schimmels van een andere soort zijn niet welkom wanneer ze een hapje willen meeeten. "Drechmeria slaat ze om hun oren", aldus Dijksterhuis, die met enig plezier toekeek hoe zijn onderzoeksobject krachtig van zich afbeet. "Drechmeria produceert een anti-bioticum waaraan andere schimmels doodgaan."

vu MAGAZINE

In de beschrijving die Dijksterhuis geeft van het infectieproces heeft elk verschijnsel, elke eigenschap een functie. Zelf noemt de micro-bioloog dat een beperking: "Dat is eenzijdig, je vergeet zo dat er meer is dan alleen maar functionaliteit. Bijvoorbeeld de schoonheid van een schimmel onder de microscoop." In zijn stellingen verwoordde hij dat idee op een andere manier: "Kostbare eigenschappen van de mensheid als liefde, kunst en geloof verworden in het licht van de evolutietheorie tot epifenomenen." Tot fenomenen dus, die eigenlijk niet ter zake doen in de strijd om het voortbestaan van een soort. Hoewel Dijksterhuis de waarde van zijn studie dus niet louter wil afmeten aan de praktische bruikbaarheid, rijst toch de vraag of een boer wat aan zijn gegevens heeft. "Het zou kunnen," aldus de onderzoeker, "maar dan op kleine schaal. Het bleek namelijk dat de aanval van de schimmel op een aaltje nogal eens stuk loopt. Het lukt de draden die uit de sporen groeien, lang niet altijd om de huid te doorboren. Daarom is Drechmeria geen betrouwbare aaltjesbestrijder, zeker niet op een aardappelveld, waar de kans dat een schim-

Het schimmel-onderzoek vormt een onderdeel van de moeizame speurtocht naar biologische bestrijdingsmethoden. Dijksterhuis trekt een vergelijking met het kankeronderzoek, waar jaarlijks het aantal genezen patiënten met een half procent toeneemt. Geen indrukwekkend resultaat op de korte termijn, maar de onderzoeksinspanningen zetten op den duur wel degelijk zoden aan de dijk. Voortgezet onderzoek naar biologische bestrijdingsmiddelen zal ongetwijfeld ook successen gaan opleveren. En voortgezet onderzoek, daarvoor is Dijksterhuis wel te vinden. Hij besluit het gesprek met een lofzang op het leven onder de grond: "Kijk maar eens in een kluit aarde. Daarin zit genoeg variatie om een dierentuin mee te vullen. Amoebes persen zich door nauwe gaatjes, ze vloeien eigenlijk langs je heen. Zo af en toe schuift er een mijt voorbij. Wanneer de grond massaal in beweging komt, dan is dat waarschijnlijk een glibberende aardworm. En onder de microscoop zie je allerlei vreemdgevormde diertjes, ze kunnen bijvoorbeeld op een teddybeertje lijken. Daar speelt zich ook het drama af van de schimmel die een aaltje aanvalt. Het is een voorrecht om in die omgeving te mogen werken."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 62

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's