GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 452

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 452

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met de muziek mee

imitatie, in die zin dat er een soort liederenpoo7 was, waaruit mannetjes en vrouwtjes hun repertoire samenstelden. De bioloog P. P. Jenkins ontdekte tijdens zijn studie naar de Nieuw-Zeelandse zadelrugspreeuw, dat deze vogels nieuwe liederen ontwikkelden, door verandering van toonhoogte of door het weglaten van tonen, waarna het nieuwe product vervolgens weer een tijdlang onveranderd bleef. Ook nam hij waar dat er coherente groepen van gelijke zangers ontstonden. Jenkins noemde dit door imitatie ontstaan van nieuwe liederen 'culturele mutaties'. Een wat groot woord, misschien, want deze vogels beseffen natuurlijk niet dat ze imiteren. Aan de andere kant moeten we bedenken dat onze voorouders wellicht ook niet beseften dat ze liederen van elkaar overnamen.

Ooit moet het maken van muziek een doel hebben gediend: hofmakerij. Tegenwoordig lijkt er geen specifieke

Hofmakerij

reden meer om muziek te maken. We zingen zomaar, voor de lol.

H a r m Visser

Waarom componeert de componist? Doet hij dat uit een geheel op zichzelf staande behoefte aan individuele zelfexpressie? Of zijn er andere, meer aardse redenen waarom hij zich de moeite getroost al die noten zo fraai op een rijtje te krijgen, muziek als poging het andere geslacht te imponeren? Mogelijk hebben muziek en seks veel meer met elkaar te maken dan we zo op het eerste gehoor denken. De vraag rijst; muziek, is dat nu nature of nmture, of allebei?

Het lijkt allemaal zo eenvoudig: we hebben klaarblijkelijk behoefte aan esthetische ervaringen en emoties. Muziek, zoveel lijkt zeker, roept immers esthetische ervaringen en emoties op. Toch zou het wel eens kunnen zijn dat de zaak aanzienlijk ingewikkelder m elkaar zit. Het moet mogelijk zijn iets te zeggen over de oorsprong van muziek zoals die nu in onze cultuur is verankerd. Nu is het probleem met evolutionaire theorieën, dat wanneer je een detail in

de ontwikkeling van de mensheid wilt reconstrueren - en muziek is een detail, zeker in het licht van de oorsprong en de ontwikkeling van het menselijk leven - zo'n theorie daarover al gauw een zeer speculatief karakter krijgt. Aan 'en-zo-ishet-gekomen'-verhalen dan ook geen gebrek. Maar dat hoge speculatieve gehalte maakt het nog niet minder zinvol een poging te wagen de wortels van de muziek te traceren.

Charles Darwin meende in 'The descent of man' dat muzikale tonen en ritmes al werden gebruikt door onze half-menselijk voorouders, tijdens periodes van hofmakerij en ter afbakening van het territorium. In zekere zin wijkt dergelijke 'muziek' niet principieel af van de zang van bijvoorbeeld vogels. Ook onze voorouders hadden waarschijnlijk slechts een zeer beperkt repertoire aan 'melodieën' voor bepaalde gebeurtenissen. Misschien was er al wel sprake van

Een dergelijk besef kon er ook niet zijn, want het waren geen liederen. Voor ons zouden de toonopeenvolgingen wellicht als liederen hebben geklonken, maar in wezen ging het om een zeer rudimentaire vorm van taalgebruik of 'signaalafgifte'. Vogels zingen ook niet. Hun gezang bestaat er eenvoudigweg uit in een zeer kort tijdsbestek tamelijk extreme toonhoogteverschillen ten beste te geven, hetgeen ons aan wijsjes doet denken. Ook walvissen produceren, een zeer uitgebreid scala aan gezangen, die over honderden kilometers hoorbaar zijn, terwijl hun melodieën bovendien zeer breed zijn uitgesponnen. De bioloog fack Cohen en de wiskundige lan Stuart, auteur van 'The collapse of chaos', merken op dat zulke gezangen mogelijk een breed uitgesponnen 'hier ben ik' vormen, maar dat ze ook een heel ander doel kunnen hebben, en misschien zelfs helemaal geen doel. Misschien, zo zeggen ze, met een ironische verwijzing naar de 'En-zo-is-het-gekomen'-verhalen, kan een dier als een walvis niet evolueren, zonder dat hij de neiging krijgt liedjes te zingen. Niettemin is het redelijk veilig te veronderstellen dat deze geluiden niets met

muziek te maken hebben. Bij de mensachtigen zal het niet anders zijn geweest: ze maakten gewoon geluiden voor bepaalde doeleinden, zoals voor hofmakerij. Een feit is echter dat onze ervaring van die geluiden tegenwoordig anders is. Met andere woorden: er heeft een overgang plaatsgevonden van onbewust zingen, naar bewust zingen; weten dat je zingt (en niet praat). Hoe kan dat in z'n werk zijn gegaan? Wellicht via het proces van selftalk. Op een toevallige dag vroeg een toevallige mensachtige toevallig om hulp zonder dat zich een behulpzame soortgenoot binnen zijn gehoorafstand bevond. Hij hoorde daardoor zijn eigen hulpvraag, hetgeen hem de prikkel gaf zichzelf in de rol van 'beantwoorder' te plaatsen. Hij beantwoordde, kortom, zijn eigen vraag. Selftalk was een feit geworden: het gedrag van in afzondering tegen jezelf spreken. Een stap verder was, dat het op een gegeven moment niet louter meer ging om een proces van 'zelfprikkeling' (de vrager in mijzelf prikkelt de beantwoorder in mij|, maar ook dat deze menselijke voorouder zijn eigen spraakklanken als zodanig ging ervaren: hij hoorde wat hij zei en besefte dat hij het was die sprak. Met als gevolg: een toenemend zelfbesef. Deze 'vocale autostimulatie' kan een goede truc zijn geweest voor de psychisch-mentale ontwikkeling. Selftalk markeert de overgang van een ongereflecteerd naar een reflexief bewustzijn, een bewustzijn dat weet heeft van zichzelf. Intussen waren onze voorouders tevens doorgegaan met het 'zingen' ter imponering van het andere geslacht. Toen kwam dat moment van selftalk. En wie weet, door het toenemende zelfbesef, ontstond even later ook selfsingingl Groupies

Onze voorouders waren nu ook begonnen met in zichzelf te neuriën. Misschien deden ze dit om nieuwe toonhoogteverschillen uit te proberen, zodat ze bij een volgende veroverings-

WCS OKTOBER

40

WCS OKTOBER

I996

I996

41

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 452

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's