GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 122

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 122

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ac AD EMI A

POËTICA

Ik ben te kbin gebbven. at kan ik noa herlezen zonder r^i i^^

Klaas &. Muus

H

oeveel boodschap kan een gedicht verdragen? Niet veel, volgens de heersende literaire opvattingen. Dat is ook wel eens anders geweest. Tot diep in de vorige eeuw was poëzie weinig meer dan een voertuig voor het uitdragen van ideeën, religieuze overtuigingen en morele leefregels. Hiëwnymus van Alphen, die in 1803 overleed, stond met zijn pedagogisch bedoelde kinderversjes bepaald niet alleen. De vaderlandse dichtkunst werd in de eeuw die op zijn dood volgde volledig gedomineerd door de domineesrijmelarijen van poëtisch bevlogen predikanten. Tot Willem Kloos en zijn Beweging van Tachtig dit moralistisch monopolie doorbralcen. Geen poëzie met een missie stonden zij voor, laat staan het vrome versje. De beoefening van de dichtkunst had alleen maar boodschap aan zichzelf en daarmee uit. "Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten", dichtte Kloos. Een ontboezeming die hem door godvruchtig Nederland niet in dank werd afgenomen, en die aardig aangeeft hoe Tachtig naast het l'ait-pour-l'aTt-pxincvpt tegelijkertijd ook het ermee samenhangend individualisme was toegedaan: alleen zó kon poëzie immers uitgroeien tot de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. Kloos' blasfemische dichtregel heeft niet kunnen verhoeden, dat de principes van Tachtig toonaangevend werden tot zelfs in orthodox-reformatorische kring aan toe. Het is namelijk zeer de vraag of er ook zonder Tachtig een beweging van zich "jong protestanten" noemende, moderne dichters zou zijn ontstaan, die in het interbellum van zich liet horen in christelijk letterkundige tijdschriften als 'Opwaartsche Wegen' en 'De Werkplaats'. De verhouding tot Tachtig zou voor die groep echter altijd problematisch blijven. Want waarin uit zich het christelijke van het dichterschap als de poëzie tegelijkertijd alleen omwille van zichzelf wil zijn bedreven? Problemen bleven niet uit. Klaas Hanzen Heeroma, een man, net zo hoekig en dwars als zijn naam, wierp zich halverwege de jaren dertig ongevraagd op als leider van de groep, maar creëerde daarmee niet veel meer dan een hoop conflicten. Christelijke dichters hadden een opdracht, vond hij; zij moesten af van het heilloos individualisme en "zingen voor de gemeente". Want "de geest Gods openbaart zich rechtstreeks door de Kristelike poëzie." Onmiskenbaar een man met een boodschap. Aan deze Heeroma is een omvangrijk themanummer van het christelijk literair tijdschrift 'Bloknoot' gewijd. Hij komt erin naar voren als een gedreven neerlandicus die in veel facetten van de taal thuis was. In zijn betrekkelijk korte leven (hij was amper 63 toen hij in 1972 overleed) was hij onder meer als spellingdeskundige, dialectoloog en WETENSCHAP,

CULTUUK

hoogleraar Nedersaksische taal- en letterkunde (in Groningen) actief, maar ook als psalmberijmer en medewerker aan het in 1973 verschenen 'Liedboek der kerken'. Ondanks zijn wetenschappelijke preoccupatie met de taal voelde Heeroma zich "geboren om dichter te zijn", zoals hij kort voor zijn dood neerschreef in een bitter vers,- hij zet er zichzelf als volgt genadeloos te kijk: /.../ Ik ben te klein gebleven. Wat kan ik nog herlezen zonder pijnl Ik ben geboren om dichter te zijn, Maar ik heb nog nooit één eeuwig woord geschreven. Is deze zelfkritiek terecht? Niet helemaal, ben ik geneigd te zeggen na herlezing van wat ik van Muus facobse (het pseudoniem waarvan Heeroma zich als dichter bediende) in huis heb. Wat zich daarbij aan mij opdringt is de gedachte dat er zo'n immense kloof gaapt tussen de Heeroma die als een scherpzinnig, zelfbewust, maar ongemakkelijk en arrogant mens de literaire geschiedenis inging, en de aarzelende, aan zichzelf twijfelende Muus Jacobse in diens vrije - dat wil zeggen: missieloze - verzen. Hoewel het hier geen grote poëzie betreft, hebben juist die gedichten de tand des tijds redelijk wel doorstaan. De laatste zes regels van het hierna volgende 'Pars pro toto' (uit 1940) brengen, bij mij althans, nog altijd kippevel teweeg. Ik geef er graag die hele bliksemse boodschappenboel voor kado. /]< die eens droomde in verzen te leven, Werd nu al moe en maak ze niet meer af. Moet ik ze met mij nemen in mijn graf. Voor goed onkenbaar en fragment geblevenl Toch wachten in elk brokstuk (o de straf Van een klein dichterschap!) om op te zweven De dromen die gevangen bleven Omdat het beeld hun geen bevrijding gaf. Zal eenmaal, zal wie weet hoe lang nadezen. Een die mijn verzen vindt en ze gaat lezen (Een regel of een enkel woord misschien), Sterkei dan ik en los van mijn gebreken. Mijn dromen schouwen en ervan gaan spreken, Schoner dan ik ze zelf ooit heb gezien} D. PRINSEN Het nummer over K. Heeroma is te bestellen bij Bloknoot, Noordsingel 51a, 3035 EJ Rotterdam, tel: oio 4 666 862, en kost f. 25,- plus verzendkosten. et) SAMENLEVING

52

- MAART

1996

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 122

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's