GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 350

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 350

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

termen als het zonder ook gaat, Descartes en Tinbergen moeten het in vele stukjes in 'Animal Consciousness' dan ook, steeds opnieuw, ontgelden. En intussen balanceert het varken tussen mens en stoel. Maar het tij keert. Het behaviorisme in de psychologie is passé. Het boeiendste, meest tot de verbeelding sprekende onderzoek aan diergedrag van de afgelopen decennia is uitgevoerd door antropologen die, nog net niet participerend, observeerden hoe grote mensapen samenleven: vrouwen als Dian Fossey en fane Goodall die er geen probleem in zagen hun studie-objecten als subjecten te zien. En ook 'echte' ethologen als Marian Dawkins en Donald Griffin besloten dat het tijd werd om het bewustzijn van dieren weer eens wat centraler te stellen. Alleen, hoe doe je dat? Geen frustrerender onderwerp dan het bewustzijn. Dat komt deels doordat het, zoals Van der Steen, een van de auteurs van 'Animal Consciousness', het formuleert, een 'paraplubegrip' is: het betekent in allerlei contexten net weer iets anders, en wie dat negeert kan discussies flink wat ingewikkelder maken dan nodig is. Maar met dat inzicht alleen zijn we er nog lang niet. We kennen het bewustzijn allemaal van zo dichtbij als je iets maar kennen kunt, van binnenuit. We zijn bewustzijn. Maar leg maar eens uit wat het is, wat voor verschil het maakt, hoe het zijn zou als het ontbrak. Het bewustzijn van anderen is onzichtbaar. We dichten het ze toe, en zouden ons ellendig voelen als ze het niet bleken te hebben. Maar pas op: we dichten de mensen die ons nastaan geografisch of emotioneel - een veel omvangrijker en gevarieerder bewustzijn toe dan mensen met wie we niks hebben. Schrijven we niet vooral bewustzijn toe aan medemensen bij wier bewustzijn wij belang hebben? En doen we dat niet in elk geval als het om mededieren gaat: ons eigen huisdier als een 'hij' of 'zij' met een naam en zieleroerselen, en het varken van de agrotechniek als een 'het' met economische waarde? De auteurs van 'Animal Consciousness' komen er niet uit. Sommige kiezen ervoor dieren (enig) bewustzijn toe te kennen. Ze doen dat (Lijmbach.) bijvoorbeeld omdat fenomenologische filosofen als Plessner en Buytendijlf. dat eerder deze eeuw ook deden, al blijft onbesproken waarom we die daarin zouden volgen. Ze doen het (Wemelsfelder) omdat ze zelf onderzoek aan het opzetten zijn waarin dat uitgangspunt fraaie inzichten

54

wcs

SEPTEMBER/OKTOBER 1997

belooft (die belofte hoeft alleen nog maar te worden ingelost). Of ze doen het (Van Rooi]enj omdat we op grond van evolutionaire en fysiologische overeenkomsten tussen mensen en sommige andere dieren alle reden hebben ook gevoelsmatige overeenkomsten tussen hen en ons te vooronderstellen. Maar dat brengt ons dan onmiddellijk bij weer een andere auteur (Bermond) die op grond van fysiologische verschillen tussen mensen en dieren betoogt dat dieren de betrokken gevoelens juist helemaal niet kunnen hebben. "Wie het weet mag het niet zeggen", zei mijn oude tante Bets altijd als zij een raadseltje opgaf. Puddinkjes

Vorstenbosch concludeert in zijn bijdrage dus kennelijk terecht dat er geen doorslaggevende wetenschappelijke redenen zijn om juist wel of juist niet in bewustzijn bij dieren te geloven. Toch meent hij dat die sceptische conclusie - wij weten het niet, en meer valt er vooralsnog niet over te zeggen - het eind van het verhaal niet hoeft te zijn. Aan Helm ontleent hij het idee van een 'geloofsstrategie': naast de dingen die je gelooft omdat je dat nu eenmaal niet kunt helpen, zijn er allerlei zaken die je kunt besluiten te geloven. Geloofsstrategieën zijn er in soorten. Sommige eisen duidelijke aanwijzingen voor je iets gelooft, andere staan geloof pas toe als flink wat pogingen de opvatting in kwestie met zorg te ontkrachten mislukt zijn; bij sommige gaat het vooral om wat je, gegeven de beschikbare aanwijzingen, wel en niet geloven moet, bij andere vooral om wat je wel en niet geloven mag; en zo zijn er nog wat variabelen. Volgens Helm zou je zulke geloofsstrategieën kunnen kiezen en, in elk geval volgens Vorstenbosch, is die keuze deels contextafhankelijk en zullen of moeten daarbij morele overwegingen een rol spelen. Een voorbeeld daarvan geeft hij zelf: hij hoopt dat rechters als het gaat om hun geloof inzake verdachten, in hun professionele bestaan een veel strengere geloofsstrategie zullen hanteren dan in hun privéleven. Waarom hij dat hoopt is onduidelijk. Wat doet het ertoe wat de rechter gelooft, zolang die zijn vonnis maar laat afhangen van de vraag of de schuld van de verdachte wettig en overtuigend is aangetoond? Waarom Vorstenbosch het idee van Helm omarmt, vermeldt hij met, en waarom de lezer dat zou moeten doen dus evenmin. En dat is kenmerkend voor dit boek, misschien wel voor deze hele discussie of zelfs voor dit soort discussies in het algemeen. In vrijwel elk stuk zijn cruciale elementen in het betoog te vinden, die terloops, in een bijzinnetje, worden opgevoerd: "Het lijdt uiteraard geen enkele twijfel dat zoogdieren pijn ervaren, maar ..."; "Al kunnen dieren natuurlijk niet vooruitkijken, niet plannen of zich dingen voornemen, toch ..."; dat soort uitspraken. Nergens wordt daarbij dan uitgelegd waarom dat uiteraard of natuurlijk zo is, waaruit dat blijken zou, of wat daarvoor pleit. De auteur gaat ervan uit dat de lezer het ook zal vinden en dat het geen betoog behoeft. Maar als je al die dingen even niet vanzelfsprekend of natuurlijk vindt, dan storten wel erg veel verhalen in elkaar als puddinkjes waarin de kok geroerd heeft met een afgelikte lepel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 350

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's