GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 423

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 423

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

ogen voor primitief, achterlijk of inferieur doorgaat. Sterman: "Als je dan het hele begrippenkader dat samenhangt met winti of met voodoo in de vuilnisbak hebt gegooid, dan kan je met zoiets griezeligs als bezetenheid niet omgaan. Het gevolg kan zijn dat je binnen de familie onderhandelingen krijgt over verklaringsmodellen. De een vindt het onzin, de ander ziet toch wel iets in die rare oude tante met verstand van kruiden en genezingsrituelen." Mediateur De uit Egypte afkomstige, in Frankrijk werkende hoogleraar klinische psychologie Tobie Nathan gaat daar heel ver in. Hij stelt dat je als therapeut mensen uit een andere cultuur alleen kunt helpen als je bereid bent in die cultuur in te treden en "de taal van de cultuur spreekt". Hij werkt daarom vaak met co-therapeuten die thuis zijn in de cultuur van de patiënt. Of ook wel met zogenaamde mediateurs: traditionele genezers die als jongleurs heen en weer kunnen springen tussen de therapeutische doelstellingen van de behandelende psychiater en de dorpsverhalen, de culturele voorstellingen, zeg maar het wereldbeeld waarmee de cliënt vertrouwd is. Zo'n co-therapeut of mediateur kan de patiënt een genezingsritueel voorstellen. Het inspelen op etnisch-culturele voorstellingen is, dat zal niet verbazen, niet helemaal zonder controverses gebleven. Niet zozeer het optreden van de mediateurs is daar bij onder vuur komen te liggen, maar eerder de vraag of een westerse psychiater zelf 'contra-magische genezingsrituelen' mag voorschrijven en daarmee dus eigenlijk op de stoel gaat zitten van een sjamaan of een traditionele genezer. Los van een dergelijke, verregaande onderdompeling in een vreemde cultuur is Sterman in ieder geval een groot voorstander van het gebruik van 'cultureel vertrouwde elementen' in de therapie, zoals beeldspraak en verhalen. "Abstracte verklaringmodellen, daar kunnen maar weinig cliënten iets mee", legt hij uit. "Het is een kunde en een kunst: ik ken na twintig jaar therapeutisch werk inmiddels wel de effectiviteit van verhalen;

de kunst bestaat eruit telkens weer iets nieuws te verzinnen, iets dat is afgestemd op de cliënt. Verval nooit in standaardverhalen die je klakkeloos op iedereen kunt loslaten. Niet voor niets kent de psychoanalyse grote waarde toe aan de spontane inval. Het draait daarbij om het onderscheid tussen invallen die je goed kunt toepassen in het therapeutisch gesprek, en die welke je moet wantrouwen. Dat is een riskante onderneming." Hij geeft een voorbeeld: "Ik had een psychotische, bovendien ook nog zwakbegaafde Marokkaanse jongen in behandeling. Ik wilde hem uitleggen waarom hij van de drugs moest afblijven. Ik heb gezocht naar een formulering waarin ik recht probeerde te doen aan een culturele attributie voor zijn problemen en aan de westerse verklaringswijze - 'er is iets mis in de signaaloverdracht in de hersenen' of 'de serotonine-huishouding is verstoord' - voor zijn kwetsbaarheid. Ik zei: 'Rachid jouw geest is net de muur van een huis. Die kan goed, maar ook zwak gebouwd zijn. In jouw muur zit al heel lang een klein scheurtje. Daar kun je niets aan doen, dat is nu eenmaal zo. Het vervelende is: die scheur wordt groter als je drugs gebruikt. Gebeurt dat, dan zullen er gemakkelijker boze geesten binnendringen die jouw ziel nog verder in de war kunnen brengen.'"

Striptease-model

De meest fundamentele kwestie die men in de transculturele psychiatrie kan stellen, is ook de vraag die twee kampen verdeeld houdt: die van de universalisten en de particularisten. De eerste groep gaat er vanuit dat mensen, uit welke cultuur ze ook afkomstig zijn, altijd aan dezelfde psychiatrische ziekten zullen leiden. De Amsterdamse hoogleraar Joop de Jong noemt ze aanhangers van het 'striptease-model'. Deze psychiaters vinden dat klachten net zo lang 'gestript' moeten worden van hun 'culturele interpretaties' totdat de 'echte' psychiatrische stoornis opdoemt. De taal van de psychopathologie is universeel. Dat de rest van de wereldbevolking min of meer gelijke opvattingen koestert over verschijnselen als bewustzijn, aandacht, waarneming, de wil, het zelf, de ziel of de

persoonlijkheid is voor deze westerse hulpverleners daarom haast een axioma. Particularisten denken daar anders over,zij menen dat er psychiatrische beelden bestaan die cultuurgebonden zijn, of die te maken hebben met de overgang van de ene naar de andere cultuur en dat die ziektebeelden zich niet laten classificeren volgens de geldende westerse, psychiatrische inzichten. Sommige niet-westerse culturen vatten 'het zelf' nu eenmaal niet op als een geïntegreerde identiteit, stelt De Jong. Maar zo'n niet-westers zelf waarin verschillende krachten het tegen elkaar kunnen opnemen, staat op gespannen voet met de gangbare kijk op gezonde integratie en pathologische desintegratie van het zelf waarop de westerse hulpverlening zich baseert. Django Sterman stelt vast dat het psychiatrische classificatiesysteem in zijn laatste versie "al enigszins is opgerekt onder invloed van transcultureel psychiatrische bevindingen". Er is meer ruimte gekomen voor culturele invloeden. Zo is bijvoorbeeld een definitie van de trance-stoornis opgenomen. Maar eigenlijk vindt hij dat gespeur naar nieuwe psychiatrische ziekten een beetje een 'botaniseer-interesse': "Het is meer iets voor mensen die zoeken naar een nieuwe plant of een exotische vlinder. Bovendien: exorcisme, bezetenheid, mataglap - verschillen ze wel zoveel? In zoveel culturen komen trance-stoornissen in een of andere vorm voor, "Kijk, als hier iemand schuimbekkend wordt binnengebracht, dan hanteren wij psychiaters ook een soort uitdrijvingsmodel. Wij willen ook de kwade kracht lokaliseren, alleen wij noemen dat een overdosis drugs, een teveel van een bepaalde neurotransmitter, of een genmutatie. Ook in ons handelen, wil ik maar zeggen, is altijd een voorwetenschappelijke drijfveer te herkennen,"

Naar aanleiding van: Joop de Jong & Margo van den Berg (red,): 'Transculturele Psychiatrie & Psychotherapie', Swets & Zeitlinger Publishers, 1996; Django Sterman: 'Een olijfboom op de ijsberg', Nederlands C e n t r u m Buitenlanders, 1996,

wcs

NOVEMBER/DECEMBER 1997

61

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 423

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's