GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 303

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 303

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

«WHHKSSW

Liever breed dan smal

Wat vinden we mooier: een ranke conifeer of een brede eik? En wat bepaalt onze voorkeur voor een boomvorm? Psychologen van de Universiteit van Californië lieten enkele honderden studenten in de vs, Canada, Japan, Israël, Brazilië en Australië tekeningen van elf verschillende bomen zien, variërend van een eucalyptus- tot een palmboom. De opdracht was: plaats ze in volgorde van uiterlijke aantrekkelijkheid, en geef aan welke boomvorm het meest voorkwam in de streek waar je opgroeide. De resultaten van het onderzoek zijn terug te vinden in het meest recente nummer van het tijdschrift 'Ecological Psychology'. De ondervraagden in alle landen hadden een sterke voorkeur voor brede, uitgewaaierde bomen. Smalle, hoge modellen waren het minst favoriet.

ook bij de studenten die in hun jonge jaren het meest met dergelijke bomen waren geconfronteerd. In het algemeen hadden de ondervraagden overigens wel een voorkeur voor boomvormen waarmee ze waren 'opgegroeid'. Onderzoek naar favoriete boommodellen is belangrijk, vinden de psychologen, omdat de esthetische voorkeur van mensen voor bepaalde boomtypes in grote mate bepaalt waar welke bomen worden geplant.

Redactie: Mark Traa Bijdrage: Bart Voorzange:

En natuurlijk is een studie als deze verre van volmaakt: er zijn veel meer dan elf verschillende boommodellen, de tekeningen zijn tweedimensionaal en tonen niet de omgeving waarin de bomen normalerwijs staan, en bovenal is er geen reden waarom we studenten moeten laten bepalen hoe onze bomen eruit zien. (,MTI

INGEZONDEN Toeval In het juli-augustusnummer van wcs staat het stuk 'Dat treft!' over toeval in het dagelijks leven. Het is een feit dat velen tegenwoordig denken dat 'alles toeval is', wat al gauw leidt tot de gedachte dat het leven doelloos en zinloos is. Dit alles-is-toeval-denken is typisch voor het Westerse wereldbeeld. In 'De trots van alfa en bëta' (De Bezige Bij, 1997) noemt Floris Cohen dit een simpelmanswereldbeeld, zoals gepropageerd door bijvoorbeeld de wiskundige föhn Allen Paulos. In 'Beyond innumeracy' (Penguin Books, 1992) begint deze het stukje 'Coincidences' met: "Coincidences fascinate us. They seem to compel to a search foi their significance. More often than some people realize, however, they're to be expected and require no special explanation." Vervolgens geeft hij een aantal berekeningen waaruit blijkt dat dit voor sommige situaties inderdaad geldt. Een voorbeeld is het verjaardagsprobleem: in een groep van slechts 23 personen is de kans al 50 procent dat tenminste twee personen op dezelfde dag jarig zijn. Na nog een

voorbeeld volgt nog wat gefoeter op voorspellingen door onder meer waarzeggers, suggereert hij dat we tegenwoordig meer weten (waardoor het aantal coïncidenties de laatste twee eeuwen waarschijnlijk groter is geworden), en eindigt flauw maar met ten (jnrechte met: "In reality, the most astonishingly incredible coincidence imaginable would be the complete absence of all coincidences." De verwarring over toeval ontstaat doordat er twee soorten bestaan: 1. Het wiskundige, met uitspraken als 'de kans op het geval i bij een dobbelsteenworp is 1/6'. Wat weinigen zich realiseren is dat dit een idealiserende aanname is. Zij veronderstelt ten onrechte het bestaan van een perfect symmetrische dobbelsteen. Sterker nog: de 1/6 kan nooit worden aangetoond met een echte dobbelsteen, omdat daarvoor een oneindig aantal worpen nodig is. En zoveel tijd is er niet. 2. Het persoonlijke, met uitspraken als 'het moment dat ik mijn huidige echtgenoot voor het eerst tegenkwam herinner ik me als de dag van gisteren - dat was toevallig! (n.b. met de uitspraak 'dat was toevallig' bedoelt men juist dat een

gebeurtenis als meer dan louter toeval wordt ervaren). Of iets toeval is wordt hier dus afgeleid uit de persoonlijke ervaring. Kenmerkend is dat anderen de als meer dan louter toeval ervaren gebeurtenissen vaak niet als zodanig erkennen. Behalve dan als het over universele gebeurtenissen gaat, zoals een ontmoeting die leidt tot verliefdheid. Kortom, het wiskundige toevalsbegrip is een onterechte, buiten de realiteit staande idealisatie die vooral bèta's aanspreekt. Het persoonlijke toevalsbegrip is de menselijke (alfa-)realiteit, die moeilijk duidelijk is te maken aan m.n. bèta's. Ons wereldbeeld is gevormd door de Westerse wetenschap. Ons denken over toeval verschilt daarom van het Oosterse. De volgende anekdote verduidelijkt dat: de Zwitserse psychiater fung (i875-1961) hield eens een lezing over synchroniteit (een soort persoonlijke ontoevalligheid) en vroeg na afloop of men begrepen had wat hij daarmee bedoelde. Daarop antwoordde een Oosterling zoiets als: 'Wat synchroniteit is, dat wist ik al, maar de door u genoemde causaliteit, wat is dat eigenlijk?'. Drs. f.S. Groot, Voorburg

wcs

SEPTEMBER/OKTOBER 1997

7

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 303

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's