GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 72

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 72

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

wereld te blijven.' Ik legde mijn zoon in de armen van de heilige Maagd en verliet hem." Claude die wanhopig was, stond dagelijks aan de poort van het klooster te roepen: "Geef me mijn moeder terug!" Toen Marie haar kind 20 hoorde schreeuwen, besloot ze de zaak met God te overleggen. "Op een dag verzekerde Jezus me ervan dat Hij de zorg voor mijn zoon op zich zou nemen en Hij troostte me met zulke zoete woorden dat al mijn zorgen veranderden in vrede en zekerheid." Na een aantal jaren in het klooster, kreeg Marie een visoen van de heilige Maagd in een leeg, bergachtig landschap vol mist. De droom gaf haar de overtuiging dat ze af moest reizen naar verafgelegen streken om de "vele arme zielen in nood" het evangelie te gaan brengen. Ze wilde naar Canada waar de Indianenmeisjes smachtten naar onderricht. Het kostte haar moeite om haar plan door te zetten. Ging dit niet de krachten van iemand van haar sekse te boven? vroeg haar biechtvader zich af. Maar Marie liet zich door niets en niemand weerhouden en maakte in 1639 de oversteek naar Canada. Via de St. Lawrence bereikte ze Quebec waar de zusters Ursulinen hun convent stichtten. De rest van haar leven bracht Marie de 1' Incarnation achter de houten muren van het Canadese klooster door. Ze leerde Indianentalen, schreef pedagogische en religieuze werken en gaf les aan de dochters van de Indianen die ze consequent filles sauvages bleef noemen. Ze beschrijft hoe de leerlingen voordat ze tot de school konden werden toegelaten eerst in bad moesten: "Als ze aan ons gegeven worden, zijn ze naakt als wormen. We moeten ze van top tot teen wassen vanwege het vet dat door de ouders over het hele lichaam is gesmeerd." Naast al haar andere werk begon Marie in die jaren haar spirituele autobiografie te schrijven die ze in 1654 toestuurde aan haar zoon Claude, die intussen priester was geworden. Hoewel Marie haar levensbeschrijving nooit bedoeld heeft voor de openbaarheid - het geschrift was uitdrukkelijk en uitsluitend bestemd voor haar zoon - heeft Claude er niet over geaarzeld na haar dood Marie's levensverhaal in druk te laten verschijnen. Hij onderwierp

72

wcs

JANUARI/FEBRUARI

1997

het geschrift eerst aan een strenge redactie. Niet alleen schreef hij bij elk hoofdstuk een eigen commentaar, hij schrok er evenmin voor terug om in de tekst alles te veranderen wat hem niet aanstond. In 1677 verscheen de autobiografie onder de titel 'Vie' met in het voorwoord de opmerking "Dit werk kent niet één auteur, maar twee. Voor de volledigheid zijn beiden noodzakelijk." Bittere smart Op een in bepaald opzicht vergelijkbare manier is ook de autobiografie van de joodse handelaarster Glikl bas Judah Leib doortrokken van religieus besef. Net als Marie de l'Incarnation richt Glikl zich tot haar nageslacht met de bedoeling aan de kinderen door te geven wat voor haar in het leven van belang is geweest. En net als in het levensverhaal van de Franse non speelt de innerlijke religieuze ontwikkeling daarbij een grote rol. De uit Hamburg afkomstige Glikl bas Judah Leib begon aan haar levensverhaal in zeven delen, toen ze 43 jaar oud was. Ze had veertien kinderen gebaard van wie er toen nog twaalf in leven waren. Na dertig jaar huwelijk - ze trouwde als meisje van dertien - had ze kort tevoren haar echtgenoot verloren. Glikl worstelt net als Marie de l'Incarnation met Gods bedoelingen. Haar verdriet en haar zorgen vormen een centraal thema in haar werk. Bij elke ramp die haar treft - de dood van geliefden, het verlies van haar rijkdommen, een smet op haar goede naam - vraagt Glikl zich af wat de zin van al dat lijden kan zijn. In haar geschrift wisselt ze autobiografische passages af met verhalen uit de Joodse traditie, volksverhalen en ethische beschouwingen. Ook anekdotes en verhalen uit haar dagelijkse handelspraktijk zijn in haar boeken terecht gekomen. Na een eerste deel vol religieuze en morele bespiegelingen, behandelen de volgende boeken de verschillende fasen van haar leven in chronologische volgorde. Glikl zette elk boekdeel in een eigen kader door afsluitende of inleidende teksten. Aan het slot van boek vier bijvoorbeeld anticipeert ze op het onderwerp waarmee het vijfde boek zal openen: de dood van haar echtgenoot. "Elke ochtend

kwamen er nieuwe zorgen op ine af, waarover ik in het vijfde boek zal schrijven, dat ongelukkig genoeg een boek zal zijn vol klacht ten opzichte van Sion, een boek van bittere smart... Moge de Heer ons verblijden zoals Hij ons ook gestraft heeft. Laat Hij medelijden hebben met mijn weeskinderen. Amen Amen", zo luiden de laatste regels van het vierde boek. De Joodse verhalen en sprookjes die Glikl bas Judah Leib in haar geschrift heeft opgenomen - de zeven delen bevatten twaalf volledige verhalen en diverse ingekorte versies - worden gebruikt als illustratie bij haar levensverhaal of dienen om een bepaald moreel aspect nader te verklaren. In haar belangstelling voor sprookjes en verhalen was Glikl kind van haar tijd. Volksverhalen waren populair in de late zeventiende eeuw. De fabels van La Fontaine werden veel gelezen en ook de 'Sprookjes van Moeder de Gans' dateren uit deze periode. De verhalen die Glikl in haar levensverhaal invlecht, sluiten aan op de twee hoofdthema's uit haar werk. Ze maken duidelijk dat een mens dient uit te stijgen boven zijn zorgen om welvaart, rijkdom en eer. Of ze behandelen het thema van het lijden: hoe leert een mens al het lijden dat hem treft verdragen? De meeste verhalen worden afgesloten met een eigen commentaar van Glikl: "Wie ziet wat er gebeurde met een zo hoge heerseres en met welk geduld zij alles verdroeg, kan daaruit leren hoe een ieder met geduld de door God gezonden smart - Zijn Naam zij geprezen - zou moeten verdragen."

Kikkers

In het levensverhaal van botaniste Maria Sybilla Merian speelde de protestantse godsdient weliswaar een grote rol, maar omdat zij geen autobiografie heeft nagelaten en in haar wetenschappelijk werk slechts spaarzaam naar God verwijst, moet de rol van de religie m haar leven op grond van secundaire bronnen worden gereconstrueerd. In de levensgeschiedenis van Maria Sybilla komt een zelfde soort radicale bekering voor als in het leven van Marie de 1' Incarnation. Net zoals de katholieke Marie haar hele leven omgooit om in het

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 72

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's