GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1998 - pagina 482

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1998 - pagina 482

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

dat de ouders hun eigen kind hadden teruggekregen. Hoewel het lang niet in alle gevallen gebeurde, moet het tot ver in de zestiende eeuw niet geheel ongebruikelijk zijn geweest om de wissel- of duivelskinderen om te brengen. Zo staat in de 'Tafelgesprekken' van kerkhervormer Maarten Luther een geval opgetekend van een twaalfjarige zwakzinnige jongen die, aldus Luther, zijn hele leven nog niets anders had gedaan dan poepen, piesen, kwijlen en grote hoeveelheden eten naar binnen werken. Luther beschouwde dit kind als een massa carnis, een klomp vlees zonder ziel, en stelde aan zijn tafelgenoot voor om het kind te verdrinken, omdat in de jongen de duivel zou wonen. De keurvorst van Anhalt met wie Luther aan tafel zat, was het daar niet mee eens. Beter was het om voor het kind te bidden opdat de duivel hem zou verlaten. Luther meldt dat de duivel zich enige tijd later inderdaad uit de jongen had teruggetrokken, en dat het kind zelf - "En zo hoort het", schrijft Luther - overleden was. De zotte en dwaze kinderen die wél overleefden, werden in de Middeleeuwen en in de vroeg-modere tijd veelal thuis verzorgd, want aparte scholen of inrichtingen bestonden nog niet. Zwakzinnigen leidden een leven al naar gelang hun mogelijkheden. Sommigen bleven hun leven lang van de familie afhankelijk, anderen leerden met eenvoudig werk hun eigen kost te verdienen, en er waren er ook die aan het zwerven, stelen of bedelen sloegen. Voor wie niet voor zichzelf kon zorgen en ook geen familie had die die taak op zich nam, was er verder nog het gasthuis of het armenhuis, waar de 'armen en zwakken van Christus' werden opgevangen. Hier kon iedereen terecht die behoeftig was, of hij nou zot of ziek, krankzinnig of dement was. Soms echter werden "die met lazarijen, uytsinnicheyt ende andere incurabele acsidenten" niet in het gewone gasthuis toegelaten, en bleef er voor de zotten en dwazen geen andere keus over dan het pest- of leprozenhuis.

Idiotenschool

Eeuwenlang had men aangenomen dat er aan aangeboren zotheid niets was te doen. hl een geneeskundig woordenboek van

106

wcs NOVEMBER/DECEMBER 1998

1837 heet het: "Het is nutteloos idiotie te willen bestrijden. Om het verstand op gang te brengen, zou men de bouw moeten veranderen van organen die ten enenmale niet te veranderen zijn." In de loop van de negentiende eeuw echter won de gedachte terrein dat men dwazen en idioten door opvoeding het een en ander zou kunnen leren. Met een goede behandeling en een uitgekiende methode zouden "zelfs Idioten kunnen worden verheven van een staat inferieur aan de beesten tot de gelijkenis der mensen." Op allerlei manieren - met geduld, liefde of strengheid, via zintuigentraining en speciale gymnastieklessen - probeerde men te bereiken wat als het hoogste doel gold: de idioten opvoeden tot nuttige leden van de maatschappij. Een van de eerste idiotenopvoeders in Nederland was de predikant Van Koetsveld. Hij beschrijft zwakzinnigen van het laagste niveau als "monsterachtige vleeschklompen, hun plantenleven ellendig voortslepende", maar meent dat "genezing door opvoeding" zelfs voor hen mogelijk moet zijn. Zijn Haagse Idiotenschool is in Nederland lange tijd het enige instituut in zijn soort geweest. Vanwege de traditie in Nederland om rustige zwakzinnigen thuis te verzorgen, kwam de officiële zwakzinnigenzorg hier tamelijk laat op gang. Zo bestond er in 1900 nog nauwelijks een speciale voorziening voor verstandelijk gehandicapten. Daarna gmg het tamelijk snel: in 1940 waren er al 4000 inrichtingsplaatsen voor zwakzinnigen beschikbaar en dat aantal was in 1994 gegroeid tot 50.000 plaatsen. Mans heeft becijferd dat zwakzinnigen in 1994 vijf maal zo vaak uit huis werden geplaatst als in 1912. De negentiende-eeuwse 'ontdekking' van de opvoedbaarheid van zwakzinnigen, betekende ook het begin van de studie naar verschillende vormen van idiotie. De eerste classificatiesystemen dateren uit die periode en aan het eind van de vorige eeuw de arts Down de mongolen. Voor het eerst in de geschiedenis zijn zwakzinnigen herkenbaar geworden als een te onderscheiden groep. En hoewel dit alles betekende dat echte aandacht voor zwakzinnigheid ontstond en dat er met speciale opvoedmethodes veel meer dan vroeger kon worden bereikt, vraagt Inge

Mans zich in haar studie af of deze ontwikkeling uitsluitend positief heeft uitgewerkt voor zwakzinnigen. Naarmate verstandelijk gehandicapten meer als aparte groep gingen bestaan en hun eigen voorzieningen kregen, raakten ze steeds verder van de 'gewone' maatschappij geïsoleerd, aldus Mans. Terwijl de zotten en dwazen van weleer nog de kans kregen om op heel verschillende manieren - als nar, als bedelaar, als onwijze graaf - hun leven binnen de maatschappij te leven, komt de negentiende-eeuwse idioot ver van de 'gewone' wereld in een speciaal gesticht terecht. Sociaal-darwinisme

Een geschiedenis van de zwakzinnigenzorg is niet compleet zonder de twintigste-eeuwse episode te vermelden waarin Adolf Hitler zijn euthanasieprogramma op zwakzinnigen, krankzinnigen en andere gebrekkigen door- voerde. Inge Mans maakt duidelijk dat de uitvoering van Hitlers programma weliswaar geen precedent kent in de geschiedenis, maar dat zijn theorieën zeer wel bij de tijdgeest hebben gepast en door een breed publiek werden ondersteund. Hitlers opvattingen sloten aan bij het vorige eeuwse degeneratiedenken en bij het sociaal-darwinisme. Juist door alle aandacht voor idotenopvoeding was in de vorige eeuw duidelijker dan ooit geworden dat de zwakzinnige ver afstond van het moderne ideaalbeeld van de mens als een redelijk en zedelijk wezen. Zwakzinnigheid was een probleem geworden dat men probeerde te verklaren. Zo werd idiotie binnen het degeneratiedenken begrepen als het eindpunt van het degeneratieproces en spraken de sociaaldarwinisten over een terugval in de evolutie. Tegen deze achtergrond won de leer van de eugenetica - de wetenschap die zich bezighoudt met alle invloeden die de erfelijke kwaliteit van een ras ver-beteren - snel terrein. Zwakzinnigheid gold voor eugenetici als de minderwaardigheid bij uitstek, en diende zoveel als mogelijk te worden voorkomen. "Alleen permanente afzondering (kan) de imbeciel behoeden voor een zekere ondergang en de maatschappij voor verwoesting, besmetting en verbreiding van een verderfelijk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's

VU Magazine 1998 - pagina 482

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's