Uit de diepte - pagina 23
Bijbellezingen door de afgezette leeraren en hun trouwe medebroeders te Amsterdam in de lokalen gehouden. I en II: Alzoo zal het onder u niet zijn.
23 wien de profeet zong: „Gij Betlilehem Efrata, zijt gij klein te wezen onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen, die een Heer se her zal zijn in Israël, wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid!" Alle macht moet in de Kerk van Christus altoos tot den
om
Christus herleid.
onze Koning. macht gegeven in hemel en op aarde. En gelijk er een zonne gesteld is, als dat groote licht om heerschappij te hebben des daags, zoo ook schittert daarboven de Zonne der gerechtigheid om heerschappij te hebben over de strijdende Kerk op de aarde. Hij, de Immanuel, en niemand om naast Hem te noemen! Hij, Hij alleen
Hem
alleen
is
Nu Heerscher vertreden,
is
alle
in
Israël,
maar na
eerst zich te
toen Hij zijn ziele als een
hebben laten
rantsoen voor velen gaf
in zijn bloed.
III.
Zoo heb ik u dan verklaard, M. H. hoe er in den Staat „heerschappijen" bestaan en „machten" in de Maatschappij, en hoe deswege in Staat en Maatschappij beide „alle ziel aan de machten die over haar gesteld zijn onderdanig heeft te wezen" maar óók u verklaard waarom het onder u, d. i. in de Kerk des Heeren, niet alzoo mag zijn. In den Staat en in de Maatschappij de ééne raensch met macht bekleed over den anderen mensch, maar in de Kerk niet alzoo. In de Kerk voor Christus de heerschappij, voor Christus de macht, voor den Christus alle knie zich buigend, maar voor de menschen onderling geen andere meerderheid dan die der dienende, toewijdende, zichzelf verloochenende liefde. En ook heb ik u verklaard, hoe de Kerk, door tóch Heerschappijen op te richten en tóch Machten in te stellen en tóch onderdanigheid van alle ziel aan die Machten te eischen, we!
•
reldgelijkvormig
wierd van zonde tot zonde verviel, en ons, haars ondanks, het stuitende schouwspel moest vertoonen, dat ons thans ergert en grieft. Maar hierbij mag ik niet blijven staan. Ook het vermaan, ook de vertroosting moet bij zulk een droefenisse in ons midden uitgaan; en daarom roep ik u in de eerste plaats toe Gedenkt aan het woord tot Pilatus: „Gij zoudt geen macht tegen mij hebben, zoo u die niet van boven gegeven ware." Een hond bijt in den steen', dien men hem nawerpt, en ziet de hand waaruit die steen geworpen wierd voorbij. Laat het onder u alzoo niet zijn. ,
:
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1886
Abraham Kuyper Collection | 34 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1886
Abraham Kuyper Collection | 34 Pagina's