Uit de diepte - pagina 381
375
verwant konden gerekend worden, hebtoch nooit anders gedaan dan Gods volk benauwen. K a o s, zoo heette hun hoofdafgod. Het was een zeer hoovaardig volk. »Ze vertrouwden op hunne werken en op hunne schatten", staat er in vs. 7 van dit hoofdstuk. Zij zeiden: s>Wij zijn helden en dappere mannen ten strijde." Moab kon vergeleken worden bij een sterken staf, by een sierlijken stok. Er staat van hem in dit hoofdstuk: »Wij hebben Moabs hoovaardij gehoord (hy is zeer hoovaardig), zijne trotschheid, en zijne hoovaardij, en zijnen hoogmoed, en zijns harten hoogheid." Zijn land was een vruchtbaar veld daar trad men druiven met vreugdegeschrei. Hier wordt nu echter geprofeteerd van de verwoesting, die over Moab komen zou; die ook over hem gekomen i s, weinige jaren na do verwoesting van Jeruzalem, en wel door het zwaard van de Chaldeën. Moabs hoorn is afgesneden, en zijn arm verbroken, spreekt de Heere. Niet e e n e stad zal ontkomen, en het effen veld zal verdelgd worden. De profeet ziet den jammer van Moab voor oogen, en zich stellende in de plaats dergenen, die het zouden moeten aanzien, zegt hij: » Daarom zal ik over Moab huilen, ja om gansch Moab zal ik krijten; mijn hart zal over Moab getier maken als de fluiten." De Heere, Israels God, zal den verdervenden Chaldeër tegen Moab zenden, de Chaldeër zal des Heer en werk doen, hoewel hij den Heere niet kent. En van dat werk geldt de aansporing «Vervloekt zij, die des Heeren werk bedriegelijk doet; ja vervloekt zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt." Dat zal er geschieden, omdat Moab zich groot gemaakt heeft tegen den Heere, en omdat Israël, in zijn ongeluk, hem ter belaching geweest is. En laten we nu, na deze inleiding, in oogenschouw nemen Moabs Israels eenigszins
ben
ze
m
;
:
toestand, gelijk die geweest is, en in onze tekstwoorden beschreven wordt, en waarop zoo groote omkeering en verwoesting, door het oordeel van Israels God, gevolgd is. is van zijne jeugd aan gerust geweest, Dat wil zeggen: het heeft veilig gewoond. Gansch anders dan Israël. Wat is Israël een gejaagd en geplaagd volk geweest! de Heei-e dat volk wilde oefenen en louteren in den oven der verdrukking. De braambosch, brandende in het vuur, maar de Engel des Heeren ook daarin, zoodat de braambosch niet verbrandde ziedaar Israels beeld. Van de A m o r i eten zeide de Heere eenmaal tot Abraham in Gen. 15:»Hunnt> ongerechtigheid is tot nog toe niet volkomen de mate hunner zonden is nog niet vervuld; daarom zal uw zaad, vóór het in dit land komt, nog als vreemdeling verkeeren in een land, dat het hunne niet is, en eerst het vierde geslacht zal hierheen
Moab
Omdat
—
;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's