Uit de diepte - pagina 194
:
188
gewoon de zonden, om welke God op buitengewone
wijze de
menschenkinderen slaat roepende zonden te noemen. Vond het woord van den ouden profeet nu slechts weerklank in ons hart: » Heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit, verzamelt de oudsten en alle inwoners dezes lands, ten huize des Heeren, uws Gods, en roept tot deu Heere." Een boetedag, om te weenen voor het aangezicht des Heeren, schald te belijden voor den Heilige, en terug te keei'en tot de Wet en de Getuigenis Gods wat zou dat een gewenschte dag zijn voor hen, die God vreezen Want nog zien wij de hand des Heeren Heeren, al slaat zij. Wee! wee onzer, als ook deze hand zich terugtrekt en van ons het woord moet gelden, dat Paulus eens over de heidenen der verledene tyden sprak: De» Heere laat ze in hun eigen wegen wandelen !" Dan wordt de kandelaar van Gods Woord ook van ons geweerd. Die kandelaar, welke ons nu. nog met zijn onvervalscht licht beschijnt en ons het genadeverbond, dat van geen wankelen weet, doet zien. In dat licht wenschen wij ons heden ook te plaatsen geve God tot beschaming en verootmoediging. Het woord der Schrift, dat onze overdenking van heden leide, vindt gij opgeteekend in ,
—
!
—
—
LuKAS
5
:
12-14.
En
het geschiedde, als Hij in een dier steden was, zie, daar vol melaatschheid; en Jezus ziende, viel hij op het aangezicht, en bad Hem, zeggende: Heere, zoo Gij wilt.
was een mensch
Gij
kunt mij reinigen. Hij, de hand uitstrekkende, raakte
En
hem
aan, en zeide
word gereinigd. En terstond ging de melaatschheid van hem. En Hij gebood hem, dat hij liet niemand zeggen zoude; maar ga henen, zeide Hij, vertoon uzelven den priester, en offer voor uwe reiniging, gelijk Mozes geboden heeft, hun tot Ik
wil,
eene getuigenis. Dit verhaal staat ook in het achtste hoofdstuk van het Evangelie van Mattheus en het eerste van Markus. Van den eersten Evangelist vernemen wij, op welken tijd het geschied is, namelijk: »Toen de Heere Jezus van den berg was afgeklommen," waar Hij de bekende bergrede uitgesproken had. Vóór ons staat een melaatsche ^), dus een diep beklagenswaardig ')
Daar
is,
volgens de Mozaïsche wet in Lev. 13
:
11 v. v.,
een goed-
aardige melaatschheid, die opeens over het geheele lichaam te voor-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
![Uit de diepte - pagina 194](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/uit-de-diepte/1887/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's