Uit de diepte - pagina 377
371 die
in
Vrijstad nog niet
nog op de
hielen.
Als
ingegaan, zit de bloedwreker ix voet de poorten dier Vrijstad nog
zijt
uw
betreden, kan er nog geen waar genot gesmaakt Vergenoegt u dus niet geliefden met uw bekommerden toestand; want daarin wordt de ware rust niet genoten. Rusten kunt gij eerst dan als gij den bloedwreker zijt ontniet
heeft
worden.
!
,
,
komen en uwe toevlucht hebt genomen
in de Vrijstad. Blijft
niet nederzitten in eigen bezitting; laat alles achter, en vlucht
ontbloot; vlucht om uws levens wil. Wat baat het zoo daar een rijke schat in bewaring wordt gehouden, indien ik die schat niet genieten en gebruiken kan ? Zoo ook gij geliefden het is niet genoeg, dat uwe zaligheid daar in Christus ligt; gij moet ze voor uw eigen hart deelachtig zyn; gij moet de voorrechten genieten, die de Middelaar u verwierf. Eerst als gij zijne voorrechten geniet en smaakt, zult gij kunnen jubelen: 5>Zoo is er dan geene verdoemenis voor mij." En gij, geliefden! die nog gansch en al buiten den Christus staat, die nog niet in dien Christus zijt ingelijfd, ook tot u heeft het woord van onzen tekst iets te zeggen; dat woord is voor u een ernstige waarschuwing; dat woord is voor u een roepstem, die u heden van 's Heeren wege wordt toegezonden. Jaagt het u geen schrik en beving aan, als gij daar hoort spreken van een verdoemenis ? Doet het u niet sidderen, als gij denkt, hoe daar een eeuwige dood u wacht ? Wordt u het harte niet benauwd bij bet gezicht op dat schrikkelijk oordeel des doods, waaronder gij besloten ligt? Wellicht is uw antwoord: »Ach ja, de angst slaat mij wel eens om het hart, als ik daaraan denk; maar," zoo voegt gij er dan aanstonds bij, »ik kan toch mijzelven niet verlossen van den dood." Geliefden! past toch wel op, dat gij van uwe onmacht geen grond maakt om u te verontschuldigen. Neen gij moogt u niet verbergen achter deze vijgebladeren van eigen onbekwaamheid; want die onmacht klaagt u juist destemeer aan; die roept het schuldig over u uit. Die onmacht is immers Hij heeft daaraan geen schuld. niet aan den Heere te wijten De Schrift zegt u, dat gijzelf daarvan de schuld draagt; dat God den mensch recht heeft gemaakt, met de macht om Hem te dienen en zijn gebod te houden. Het vonnis des doods, dat der gansche aarde over u is geveld is door den uitgesproken. Het oordeel der verdoemenis, waaronder gij ligt, is een oordeel van een rechtvaardig God. Mocht ook al een aardsch rechter kunnen falen, en den onschuldige schuldig verklaren, deze Rechter der gerechtigheid weet met gewisse zekerheid , dat g ij de schuldige zijt. Daarom zal Hij u als
gansch
my
,
al,
!
,
;
,
Rechter
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's