Locus de Consummatione Saeculi - pagina 103
College-dictaat van een der studenten
101
College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek). 10*? eeuw hebben in Gods hand moeten wachten op hun geboorte negen eeuwen; maar die uit de l'^ eeuw behoefden ten opziclite van die der 10"^ eeuw niet op hun geboorte te wachten, maar moeten nu negen eeuwen langer dan zij door zijne hand bewaard worden ten oordeel. Dus ze wachten allen even lang. Met Adam valt derhalve het gansche menschelijke geslacht en God houdt dat menschelijke geslacht zoo lang, tot alle menschen, die ertoe behooren, uitgekomen zijn en gedurende al die 60 a 70 eeuwen, dat dit duurt, wordt de mensch vóór zijne geboorte en na zijne geboorte — zijn korte leven op aarde dus uitgezonderd — in Gods handen bewaard. Dit toont ons duidelijk het onderscheid tusschen den dood en den dag des oordeels. De dood neemt uit het kind Gods één ding weg n.l., het acacia xov &civaTov, het ffcJeê, de a^a^ria naQa%Bifiévïj met al wat daarmede samenhangt. Hij maakt dus het kind van God niet zalig, want het is zalig, onmiddellijk na de wedergeboorte. Maar bij zijn dood worden alle beletselen, die hem tot dusverre verhinderden tot het volle besef en het genot van die zaligheid te komen, weggenomen. Een kind van God heeft op aarde reeds het eeuwige leven in zich, is zalig. — Van een anderen kant beschouwd is het dus wel waar, dat de dood zalig maakt, maar subjectief, niet objectief. Het kind van
uit de
God
is
objectief op aarde reeds zalig
met den dood de worden weggenomen. subjectief
;
en
men
heeft er te weinig op gelet, dat
zaligheid eerst komt,
omdat dan
alle
impedimenta
Daarentegen na den dag des oordeels komt heel wat anders. Dan krijgen Gods kinderen niet de gelukzaligheid; noch ook het genot daarvan; maar de heerlijkheid, die geheel te onderscheiden is van de gelukzaligheid. De gelukzaligheid is inwendig (geestelijk) persoonlijk; de heerlijkheid uitwendig (lichamelijk), gemeenschappelijk. De gelukzaligheid is voor alle kinderen Gods gelijk; de heerlijkheid voor allen verschillend. is
niet uit de
werken
;
De
gelukzaligheid gaat naar het geloof,
de heerlijkheid naar de werken.
De
gelukzaligheid is de
volmaakte daad Gods, de kiem des levens; maar, ook al is een mensch wedergeboren, daarmede is niet gezegd, dat hij met al de andere wedergeborenen op gelijke trap zal staan in de heerlijkheid. De mate der heerlijkheid na dit leven hangt af van hetgeen we op aarde gedaan hebben; van de goede werken, welke uit die levenskiem ontspruiten. Daarom zeide Christus tot reine,
zij, omdat zij vader, moeder, ja alles verlaten hadden, om zouden zitten op twaalf tronen, oordeelende de geslachten Israëls.
zijne discipelen, dat
zijnentwille,
X. AV e k e aanduidingen geeft de Schrift omtrent den toestand der yviivoi' d. der zielen, ontdaan van het kleed 1
i.
des
1 i
c
h a a
m s?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's