E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 619
Derde deel
ZOND.
omdat
heerscht, als
XXXVI. HOOFDSTUK
621
met geweld staande houdt,
ze zich
door het
aangestelde
VI.
Beide
volk.
óf wel tot lasthebster
onderstellingen, waarbij alle oor-
spronkelijk denkbeeld van de zedelijke beteekenis, die in het
(/esat/ schuilt,
wegvalt.
Het recht
van den eed kennen
tot af vordering
aan elk machthebber
maar
toe,
alleen
wij dus volstrekt niet
aan de Overheid;
die Overheid ver-
staan en begrepen, als regeerende in opdracht van den Heere onzen God,
en dies
in zijn
en
gratie regeerende.
bij zijn
om
door zijn Dienaresse u oproept,
zelf, die
voor
Naam
aangezicht
heilig
zijn
uw
spreken zoudt in
in zijn heilige
en nu
te treden,
Zoo toch
te
is
,
God
het
gemeenschap,
spreken, niet zooals ge
vervreemding en afzondering, maar zooals ge spre-
ken zoudt als ge in het oordeel voor den levenden God stondt. Hieruit
vloeit
tevens
de Overheid den eed niet zelve ver-
te zeer te vennenigviUdigen.
Naam
dat doet, gebruikt den
dat
voort,
zwakken mag, door hem
des Heeren
ijdellijk,
Een Overheid,
dié 7
en maakt zich schuldig
aan zonde tegen het derde Gebod. De eed moet hoogo uitzondering
blijven,
en het best kwijt de Overheid zich ten deze van haar roeping, indien ze het zoo aanlegt, dat de meesten van haar onderdanen nooit tot den eed worden,
geroepen
en
bijaldien
komen
werkelijk tot een daad
lang
geroepen worden, hiermee
hen aangrijpt. Dit nu
genoeg in het oog gehouden. De eed werd
niet
huismiddeltje
had dan den
dat
overal
en
doortasten.
En
den
zeldzaam
maken,
om
te
deze
alle
letterlijk
een stad-
gelegenheden werd toegepast.
al
die in de
tweede
van onze eeuw op-
helft
allengs den eed, wijl
ons
dit niet verhin-
beperking van het gebruik van den eed toe
Hoe zeldzamer de eed ook ten
vooral vroeger
Men 7 was de zaak uitgemaakt, en nu kon de weten we nu zeer wel, dat de drang om bij
kwam, meest, zijn oorsprong vond in de neiging, om men niet meer geloofde, af te schaffen toch mag deren,
is
eed, door dien eed
Overheid eed
die er toe
zij,
die
onzent zal
is,
des
men wel
te
meer
doen,
innerlijke
met nog
waarde
heel
te juichen.
bezit hij;
en
wat eeden op
te
^
ruimen.
Doch ook nog tijk
door
men voor
bij
andere wijze heeft de Overheid door verkeerde prac-
niet weinig afbreuk
gedaan aan de heiligheid van den eed, namelijk
de wijze waarop ze den eed afnam. Vroeger in,
was
dit beter; toen
zag
dat waar de Overheid als dienaresse Gods haar onderdanen daagt
het
aangezicht des Heeren, de handeling een plechtig karakter be-
hoort te dragen en alles moet aangewend,
derdaan vorderen.
in
om
het brengen van den on-
de tegenwoordigheid des Heeren voor zyn eigen besef
Het mengen van het lichaam
in deze acte is hiervan
te be-
nog een
>
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's