GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno - pagina 162

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno - pagina 162

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG

150

HOOFDSTUK

VIII.

I.

grens tusschen den Schepper en het schepsel wegneemt, en onder

naam en in allerlei vorm beide ineen laat vloeien. De wondere naam van Jehovah, d. „de eeuwig

en

i.

Zijnde", in wien geen wording noch verandering zijn zal", is het zijn

Woord

zijn

die Ik

machtig en natuurlijk bolwerk door den Heere zelven

in

tegen het schriklijk gevaar, dat van dit Pantheïsme dreigt

opgeworpen. Hij, God, de Almachtige, is. In Hem wordt niets, verandert geen omzetting. Alle

onveranderlijk zal

,,Ik

is;

allerlei

schepsel

daarentegen

Hij

die Hij was. Hij zal zijn die Hij

is

niets,

mist

wisselt niets,

dit

vaste,

is

is.

geen overgang, en

onveranderlijke zijn. Alle

schepsel wordt, wisselt, verandert, ondergaat rustelooze wijziging, en

is

gestadig aan overgang en omzetting ter prooi.

Er

ligt

alzoo tusschen den Heere Heere, die eeuwig

dat hoe hoog ook, gestadig grenslijn, en alle

verandert,

godsvrucht en

alle

een

klove,

aanbidding

is,

en zijn schepsel,

een

scheiding,

eischt, dat het

een

menschen-

kind deze grenslijn stipt zal eerbiedigen.

Om

nu recht duidelijk te doen uitkomen, dat er zulk een grens tusschen wat goddelijk is en al wat menschelijk is bestaat, hebt ge slechts terug te gaan achter het begin van het heelal. Toen er nog geen wereld, en geen zon en geen maan, maar ook gQ^n hemel was, en er geen engelen waren, toen er niets was dan God. Hij alleen. Hij die zich zelf genoeg was. Hij van alle eeuwigheid eeuwiglijk de Drieëenige God. Want als ge u dat indenkt, en dan u het oogenblik denkt waarop nu heel dit heelal, dat er eerst niet was, ontstond, dan vat en voelt ge opeens klaarlijk, dat die God heel iets anders dan die wereld is, en die Schepper heel iets anders dan dat schepsel. En daarom, juist op dat punt viel het Algodendom of Pantheïsme ons aan. Neen, een schepping in dien eigenlijken zin was er niet. De wereld was wel van lieverlee fijner en rijker gevormd, maar de stof er voor was er in eeuwigheid; die was nooit geschapen; maar was eeuwig als God. al

God

kon, zoo leerde men, niet zonder zijn schepping

zijn.

Die hoorde

bij

Hem. Zonder die schepping ware Hij geen God. En hiermee is natuurlijk het schriklijk kwaad reeds ingeslagen. Want op die manier maakt men de wereld tot een onmisbaar aanhangsel van God, waar God niet buiten kan. En toen wierd het: gelijk mijn ziel mijn lichaam noodig heeft,

om

uit te

komen, zoo

is

God

eigenlijk de ziel

van

het Heelal, en het Heelal het lichaam van God.

En eenmaal op eerst

die

lijn

ongevormde lichaam

wierd het toen: „Gelijk

groeit en

vorm

een mensch het ook ging het met

bij

erlangt, zoo

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's

E voto Dordraceno - pagina 162

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's