GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno - pagina 440

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno - pagina 440

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG

428 Het verband eischt

Immers

als

men

leken wordt, dan

is

XVI.

HOOFDSTUK

I.

dit.

nagaat, met wie de Christus te dezer plaatse vergeer

geen tweeërlei opvatting mogelijk, en moet erkend,

dat Christus hier vergeleken wordt, niet als Middelaar met den Middelaar des Ouden Verbonds, maar als onze eeuwige Hoogepriester met de priesters der

Oude

Bedeeling.

De

tegenstelling

is

Mozes, maar maar bepaaldelijk van den

niet Christus en

Christus en Aaron. Niet van den Middelaar,

Hoogepriester Dit blijkt

van

sluitend

sprake

is

is;

2o.

hier sprake.

daaruit dat in heel het zesde en zevende hoofdstuk uit-

10.

Melchizedek daaruit,

dat

vergelijking met

in

zijn

in

het slot van

Adron en Christus

het zevende hoofdstuk

zeer

bepaaldelijk gehandeld wordt over de uitspraak van Psalm CX: „Gij zijt Priester in eeuwigheid"; 3. daaruit, dat vlak aan vers 22 deze woorden voorafgaan: „Want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden, maar deze met eedzwering door Dien, die tot Hem gezegd had: ,,Gij

24 onmiddellijk op volgt: zij door den dood veromdat geworden, priesters wel zijn genen „En Hij in eeuwigheid blijft, deze, omdat blijven, maar hinderd werden altijd te zijt

Priester" enz.; 4». daaruit, dat er in vers

heeft een

onvergankelijk Priesterschap"

;

5».

daaruit,

dat de slotsom in

is, niet dat ons zoodanig een Middelaar, maar dat ons zoodanig een Hoogepriester betaamde; en 6o. daaruit, dat in den aanvang van het volgend hoofdstuk rechtstreeks uit den aard van het priesterschap wordt

vers 26

afgeleid „dat ook deze iets hebben moest dat Hij zou offeren".

Hierover kan dus geen twijfel rijzen: de vergelijking gaat niet tusschen den Christus en Mozes, maar tusschen Christus en Adron, en de strekking van deze vergelijking

is

niet

om

den Middelaar

als getuige

van

Nieuw Verbond tegenover Mozes als getuige van het Oud Verbond maar uitsluitend en eeniglijk, om aan te toonen, hoe Christus plaatsen, te als Hoogepriester in de werkelijkheid levert, wat de priesters van Aaron onder het Oud Verbond wel afbeelden, maar niet schenken konden. In dezen saamhang nu wordt de Christus genoemd: „de Borg eens beteren verbonds"; en al de zin en bedoeling van dit woord Borg hangt het

dus weer aan deze vraag: ,,Was onder Israël de priester een borg voor Israël bij God, of wel een borg van God bij Israël ?"

Ook

en bondig

dit is streng

uit te

maken.

we volkomen toe, stond onder Israël ook als getuige des Heeren bij zijn volk. Van den priester zou de wet uitgaan en van de lippen van den priester zou men de wetenschap zoeken. Een

priester,

Bleek derhalve

dat

uit

geven

het verband, dat hier op dit deel van het priesterlijk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's

E voto Dordraceno - pagina 440

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's