De verflauwing der grenzen - pagina 44
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit op 20 october 1892
42
want ook ik schaam mij over de lafheid en het gemis aan beleid, waarmee, én in het laatste der vorige én in deze eeuw, de strijd van Christelijke zijde tegen het ongeloof is opgenomen; en zoo er één ding in staat was, om mij te sterken in mijn geloof, dat één Meerder dan wij zijn, voor zijn volk heeft gestreden, dan is het wel gang
En
i6i).
hierin heeft hij gelijk;
het verrassende
zoo laakbaren weer-
dat, niettegenstaande
feit,
maar
stand, onze kracht toch niet afnam,
intensief stellig wies.
Van de blagiie zwijg ik. Van de holle phrase, waarmee domme zelfgenoegzaamheid een oogenblik waande, een Strauss kunnen afmaken, een Darwin
te
gevecht te
buiten
stellen,
onder ons weggestorven.
van het
prinsje,
dat
bij
te
God
is,
ontwapenen, een Kuenen lof,
zij
de laatste nagalm
Dat waren de smadelijke bulletins Weissembourg de kogels had opge-
raapt.
Een hooghartig geroep van mannen,
vijand,
noch
van de
heid,
in zijn ernst,
En
te kennen.
noch
tien die toen
toonden hun
machtige wapenrusting
in zijn
zooals het altijd gaat
die
met
laffe,
domme hoog-
zoo schetterend protesteerden, doen
thans misschien acht met de ongeloofsbeweging meê.
Neen, daarbij
als
gewaag van geboden weerstand, dan defik ik aan dat machteloos gekef niet, maar heb ik het
ik
zelfs
oog op de bedreigde
drieërlei ernstige
positie te redden,
poging, die
en waarbij
is
aangewend,
om
men optrok onder
de het
devies van den Vey-wcerda; van den Makelaar, of met als veld-
teeken op
de
In
zijn schild
mannen het
het AmpJiibie.
van den
rol
Verweerder heeft eerst een reeks van
apologetisch beproefd.
Zoo
buitenwerk wierd aangevallen, trok schot van
elk te
hem
in
men
den vijand met een schot
beantwoorden.
men
dikwijls een schans of
Waar ook
loopgraven na
er ijlings heen, uit
eigen
de vijand zich vertoonde, sloop ;
hoe
dikwijls
men ook met
bebloeden kop huiswaarts keerde, toch hield men vol een taai
geduld,
dat
eerbied
om
vuurmond
;
en met
afdwong, ging het altoos lans
tegen lans gekruist, kling op kling geslagen, soms dolk tegen
Maar hoe men ook van zich afsloeg, het hielp want achter het ééne heirleger van bedenkingen, dat hoogstens een oogenbhk wierd opgehouden, kwam aanstonds dolk
niets;
gewet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's