E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 486
Derde deel
ZOND.
488
XXXIVo. HOOFDSTUK
mensch staan we met onze
V.
zinlijkheid in het leven
van onzen naaste tegen-
over tweeërlei; ten eerste tegenover zijn lichaam, ten tweede tegenover zijn goed. Hier
is
dus tweeërlei vorm van de zonde der zinlijkheid mogelijk, of dat
wellust, öf dat hebzucht
onkuischheid en tegen
want God
is
my
diefstal.
<^
is",
om
wat opde
en het
is
Hem
er
schiedt.
aarde,
met
Denk
Maar
8e,
tegen
in de eerste Tafel moest dit anders zijn,
al
wat
in
wat buiten
den hemel en wat onder de aarde
in de
wateren
goed van G-od dat onze zinlijkheid de zonde kan plegen,
dit
lichaam uit
een
Vandaar twee geboden, het 7e en
Hem bestaat is zijn eigendom. De onlichaam en het goed valt hier dus weg. Hem komt
een geest, en
derscheiding tusschen het toe „al
drijve.
te
maken,
aan de kalveren
slechts
te
gelijk in
den beeldendienst
ge-
Bethel en Dan.
Zeker verband van evenwijdigheid valt dus, in deze beide reeksen van geboden, moeielijk '
"
m.iskennen.
te
Ge
zult
uw
naaste niet vernietigen. Ge zult u met
en
met
uw
aan
naam van uw God en
den
zult
zinlijkheid niet
Zoo krijgen we dus
in
uw den
God
uw
niet vernietigen en ge zult zinlijkheid niet
naaste bezondigen.
naam van uw
aan
uw God,
En zoo ook
God, en evenzoo drie geboden in onze verhouding tot onzen naaste
dan het tweede gebod zich voor den naaste in tweeën En zoo nu opgevat zijn deze beide reeksen metterdaad
mensch kan
als
;
tot
waar-
splitst.
uitputtend.
God en mijn naaste
Im-
stellen, öf
met mijn geest. Een vierde is er niet met men Stel ik mij nu als persoon tegenover God of mijn naaste, dan overtreed ik gebod 1 en 6. Zondig ik tegen God of mijn naaste als lichamelijk wezen, zoo schend ik gebod 2 en 7 (8). En strijd ik tegen God of mijn naaste lichaam, öf
< als persoon, öf
-?
ik mij tegenover
gij
naaste niet schenden.
hoofdzaak drie geboden over onze verhouding
bij
mers
:
met mijn
zoo zondig ik tegen het 3e en 9e gebod.
geest,
Blijven
dus ter verklaring,
maar over
alleen nog
behalve
het 10e gebod (waarover straks),
het 4e en 5e gebod, die, gelijk
we
zagen, door
hun
vorm reeds van de overige, die voorafgaan en volgen, onderscheiden zijn. De vraag is nu maar, ligt dit verschil ook in hun inhoud ? En dan ligt kennelijk
het
gemeenschappelijke van
beider inhoud hierin, dat ze den
<
schakel vormen waardoor het terrein van het godsdienstig en het terrein van het zedelijk leven verbonden zijn. In het 4e gebod wijst de Heere ons
j
op
iets
in zijn eigen goddelijk leven, namelijk dat Hij
werkte en daarna
rustte; en stelt nu den eisch, dat ons menschelijk leven hiermee overeen zal komen. „Weest dan navolgers Gods en geliefde kinderen." Zóó is het
leven ^
4e
Gods, zóó
gebod,
leven Gods.
zij
ook ww leven. Zoo
is
dan de grondgedachte van het
dat ons menschelijk leven een afspiegeling moet zijn van het
En wat
het 5e gebod betreft, behoeft het wel nauwelü'ks aan-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's