In de schaduwe des doods - pagina 52
meditatien voor de krankenkamer en bij het sterfbed
44 als wilden ze staan zoo met onderzoekende oogen aanstaren zeggen: „Dokter, ge bedriegt me toch immers nietV En komt er dan een bezoeker van buiten, dan gaat er wel meest altijd een van de familie meê, om op te passen, dat hij het spel niet verraadt; maar is de arme patiënt soms een enkel oogenblik alleen met zulk een bezoeker, dan hoort men zoo dikwijls opeens de vraag:
ten.
;
„Ik ga toch niet sterven?'''' Maar hoor, daar gaat de deur open; een van de familie komt juist weer boven; en op de nog even opgevangen vraag luidt het antwoord, nu niet van den bezoeker, maar van moeder of zuster: „Neen, foei, mijn schat; waar denk je aan! De dokter was o zoo tevreden." En die leugen heeft wie dit schrijft, soms zelfs dan nog hooren herhalen, als heid was.
nu
tien
uren
later
wie
het
vroeg
reeds
in
de eeuwig-
niet ontzettend, als er weken-, maandenlang, in het ons overkomen kan, uit liefde, zij het zoo, en met de beste intentie een vertooning met ons wordt afgespeeld, waar het toch zoo hoog noodig was, om onze ziel te bereiden, en mocht het zijn, nog een zegen om ons heen te spreiden? Kan dat nu goed voor God zijn, heel ons gezin, en ieder die binnenkomt in zoo stelselmatige onwaarheid in te wikkelen? Kan het goed voor ons hart zijn, zoo lange dagen ons lachend te vertoonen, als we weenen in ons hart? En bovenal, kan, mag het, dat we op zulk een wijs onze arme patiënten door den dood laten verrassen, zonder troostend licht, de eeuwigheid laten en zonder overgang, ingaan ? Maar bovenal, is dat nu het schepsel Gods in uw patiënten eeren, als ge acht, dat ze de weet van den dood niet zouden kunnen dragen, en het niet zouden kunnen uithouden, zoo ze wisten, dat hun ontbinding aanstaande was? Mag een vader zoo met zijn gedoopt kind, mag een moeder zoo met haar lieveling doen, dien ze van God ontving? De dood komt immers toch. Van deze wereld is voor uw kranken, zoo ze toch sterven moeten, niets meer te hopen. En van de eeuwigheid, waarin hun eenige verwachting kon zijn, zegt ge hun niets, en ge bereidt hun geen zaligen ingang. En daarom, al oordeelen we niet hard, en al miskennen we niemands intentie, toch stuit ge bij zulk een leugen aan het ziekbed op iets lafs, op iets onwaars, op iets onmannelijks, dat u zeggen doet: „Dat kan voor God niet goed zijn." Wie spoedig sterven gaat, moet het zelf in de eerste plaats weten. Is
dat
bangst
wat
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's