Uit het Woord - pagina 216
Stichtelijke bijbelstudiën. Tweede bundel.
212 boeien brak. Maar vergeet niet, dat slechts een zeer klein deel van de bevolking dezer wereld tot die heerschappij opklom. Ook niet, dat ze daar eerst opkwam, waar het licht van het Evangelie der verzoening had geschenen. Vooral niet, dat deze heerschappij door slavendienst en eeuwenlange inspanning verworven is en elk koninklijk karakter van onmiddellijke beheersching en stille majesteit mist. M;iar het sterkst komt deze versmading, dit derven der heerlijkheid, toch weer uit in de krankheid, het afsterven en ten groeve dalen van het lichaam. Reeds een lichte ongesteldheid, al is het slechts zwakheid in het hoofd of pijn in het aangezicht, breekt onze kracht, rooft onze kalmte, maakt ons tot frissche geestesuiting onbekwaam. Erger krankheid ontbloot ons al spoedig van elk frisch gevoel, werpt ons op het ziekbed, sluit ons af van onzen werkkring en doet ons hulpeloos en verlaten nederligge-n. En klimt die krankheid, dat ze de erger vormen aanneemt van pestaardige ziekten, wie weet dan niet hoe ze geheel den mensch mismaakt en misvormt en hem tot een walging maakt voor het eigen besef? Denk aan den waanzinnige, en vraag u af, wat er smadelijker kan zijn, dan de belaching, waartoe de van zinnen beroofde mensch in elks oog wordt. Maar denk ook aan den loggen, loomen luiaard, den vadsigen vraat, den ruwen dronkaard^ en oordeel, of er geen smaad voor uw menschelijke natuur ligt in die gebonden traagheid des vleesches, in dien geesteloozen, verstompten vleeschklomp, in dien van zich zelf niet meer wetenden en in eigen schande lachenden ellendeling. Toch zijn ze menschen,
menschen
en
qm den
die om den misvormde van gestalte, den dronkaard nog lachen kunnen in luid-
zijn het evenzeer,
om
waanzinnige,
ruchtige scherts
den dood zelven en het graf. Het sterven is De gewaande koning der schepping, die eindelijk overwonnen wordt door de vernielende kracht der natuur, die spot met zijn stuiptrekkingen en het levenslicht in het oog uitbluscht, de lippen verstijven doet en het lijkwit als een doodswa uitspreidt over zijn leden! Een lijk is een hoon voor onze menschelijke natuur, elk lijk een smaad voor ons menschelijk geslacht. En dan komt het graf nog, die afgrijslijke groeve der vertering, die tot stof vermaalt wat uit stof genomen was en het laatste van 's menschen
Reken
iets
bij
alles
dit
onbegrijpelijk
smadelijks.
grootheid sloopt.
mensch vleesch was geworden. Wijl hij versmading gezien en zien we die nog. Er openbaart Ja, het oog van den kenner dringt nog dieper door. zich in die macht van het vleesch iets, dat ge uit de menschelijke natuur, zelfs na haar val, niet verklaart, iets duivelsch. „Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerte uws vaders doen, die was een menschenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven, want geen waarheid is in hem !" Dat
komt
er
van, dat de
vleesch werd, hebben
we
zijn
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896
Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896
Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's