Dictaten dogmatiek. Locus de Providentia, Peccato, Foedere, Christo - pagina 123
college-dictaat van een der studenten
§
De Providenüa
4.
zoo staande, dat
God
Neen, de
al
kan
Hij het niet wil ? Is het
wel
doet
energie
van
het
kwade
Hij
ad creationem raüonalem.
relata
terdege
Goddel.
Zijn
Hij heeft
wil.
doen een functie bij Hem ? maar wil het ook met
te
het heilige
dus wel degelijk een
niet doen. Bij dat krachtige willen
dan het goede willen en
Komen we nu
goede
alleen
niet
is
om ook
niet vrij
op den wil
terug
123
kan
kwade
het
Hij nooit
wil, al
anders
te willen.
onderscheiding van de wilsuiting, dan
in
de
uitwerking het resultaat van den wil, zooals die op het oogenblik bestaat en werkt. Die wil in den mensch nu is de werking van zijn leven. Wat is
die wil wil, hangt af van den toestand van
digen
toestand, dan wil die wil het
den persoon. Verkeert deze
kwade; verkeert
in
zon-
heiligen toestand,
in
hij
buiten alle contact met de zonde, dan wil die wil het goede.
Er is maar één goede en het kwade kan willen, n.1. als er nog geen enkel motief op dien wil werken kan, d. w. z. bij den eersten mensch onmiddellijk na zijn schepping. Toen was er achter hem nog geen verleden, geen historie; geen invloeden hadden nog op zijn persoon ge-
moment
werkt;
hem
waarop de mensch
denken,
te
waren nog geen habitus (hebbelijkheden)
er
hem gekomen,
in
kleefden, geen neigingen naar den eenen of anderen kant;
stond
éénen
hem nog absoluut ongedecideerd. Dus mensch moest de wil equilibr. wezen,
in
wezig kon geboren een
hem bepaalde
dat
zijn,
of
op
zijn
niet
begint
met
onzen pas
een
alleen kan zijn
bij
atav.
we
dien
Om er
aan
te
toonen, dat
op gewezen, dat
in
samenhang reeds bepalingen van ons wezen,
wil liggen. We voelen nu de tegenstelling tusschen geboren kind en waarom dat equil. element van den wil den a.7ró.r(^p en y.fxnruip. Omdat n.1. Adam, evenals Melchizedek,
motieven voor
Adam
en
een equil. wil, hebben
bij
Maar een pas-
wil werkte.
dat ook met een equilibr. wil?
die in
het leven
nog geen motief aan-
wijl er
begint
onze afkomst en geneal.
maar
dat ééne oogenblik
in
kind,
kind
was
het
«Trarw/j en k^'r^T^p
had hij geen verleden noch van zichzelf, noch van de hem. Zoodra bij Adam een wilsdaad gekomen was, determineerde die eerste reeds de persoonlijkheid in het tweede oogenblik; omge-
geslachten
keerd is
geen
wijl
ons
daad,
was onmogelijk.
kiezen
te
zoo erg
ioor een
in
achter
Op
Pelagiaansch standpunt zegt men dat zoo verkeerd koos, het volgend oogenblik kon hij tweede daad een streep door de eerste halen. Dat kon echter niet, niet,
dat
enkele
hart
:
Adam
daad door ons verricht kan worden,
achter, geeft een plooi aan ons wezen.
hoe dieper de
werd de moet
in
moet.
Wijl
de
hart zeer diep.
zijn
eerste
of ze laat een spoor
Hoe
daad van
energieker de wils-
Adam
Een pond lood werd
gelegd en deze zonk diep naar beneden.
Wijl dit lood niet
genomen worden, was
van
absoluut
onmogelijk.
het
terugkeeren
Stonden
wij
in
geweldig was, de eene schaal
uit
de schaal kon
het equilibr. element
nu met ons voorgeslacht
niet in
bij
Adam
verband.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 1028 Pagina's
![Dictaten dogmatiek. Locus de Providentia, Peccato, Foedere, Christo - pagina 123](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/dictaten-dogmatiek-locus-de-providentia-peccato-foedere-christo/1910/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 1028 Pagina's