Zions roem en sterkte - pagina 273

;

:

VAN DEN HEILIGEN DOOP.

265

van Assyrië, noch de wateren van Sihor, al zijn zij de van Egypte, Jer. 2 18; noch de wateren van Abana en Pharphar, de vermaardste rivieren van Damascus, 2 Kon. 5 12; noch de wateren van den Jordaan, de beroemdste rivier van Kanaan, noch de gezondmakende wateren van Bethesda en Silöe, ja er is geen zijn bekwaam om eenige zonde weg te nemen ding, hoe zuiver onder de zon, machtig om zulks toe te brengen^ Want al wiescht gij u met salpeter, en naamt u veel 22. Jer. 2 zeep, zoo is toch uwe ongerechtigheid voor Mijn aangezicht geteekend, spreekt de Heere. 2. God heeft de genade der zaligheid juist niet gebonden aan 25. de Sacramenten. Zie aangaande de besnijdenis, Rom. 2 Want de besnijdenis is wel nut, indien gij de wet doet maar indien gij een overtreder der wet zijt, zoo is uwe besnijdenis voorhuid geworden. Aangaande die het manna gegeten, en uit den rotssteen gedronken hadden, 1 Cor. 10 5. In het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad- Aangaande Die niet geloofd zal hebben, zal verden Doop, Mare. 16 16. doemd worden. En het Avondmaal, 1 Cor. 11 27. Zoo dan wie onwaardig dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt^ die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. beste beste

:

:

;

:

:

;

:

:

:

Vraag. Hoe bewijst gij dit verder ? Antw. 3. Uit de natuur van het water, hetwelk stoffelijk zijnde, door zichzelf niet werken kan op de ziel, die geestelijk is, of eene oorzaak zijn van iets dat geestelijk is. 4. Uit de natuur van den Doop de Doop is een teeken en een zegel van de afwassching der zonde. Nu volgt, dat een teeken en zegel de zaak zelf niet kan uitwerken, dewijl zijn geheele kracht bestaat in aan te wijzen, en te verzegelen. De zeven koeien zijn de zeven jaren. Gen. 41 16; de besnijdenis is Gods verbond. Gen. 17 10; de drinkbeker is het Nieuwe Testament, 1 Cor. 11 25; de Doop is het bad der wedergeboorte, Tit. 3 5. Wat zegt dit anders, dan dat zij er schilderijen, teekenen, en zegelen van waren ? 5. Uit dit beweren volgen vele ongerijmdheden, als a. dat allen, die gedoopt zijn de genade der wedergeboorte .

"

.

;

:

:

:

:

zijn, maar het tegendeel blijkt inSimonden toovenaar, die gedoopt was, Handl. 8 : 21 b. dat alle ongedoopten van de vergeving der zonden zouden buiten gesloten zijn, waar het tegendeel blijkt in den bekeerden

deelachtig

;

moordenaar, Lukas. 23 43 c. dan zou voor den Doop geen genade in de ziel komen, daar integendeel de Moorman geloofde eer dat hij gedoopt was, :

Handl. 8

:

38,

39;

dan zou God moeten wachten met Zijne genade te schenken aan den mensch, tot het hem gelegen ware zichzelven of zijn kinderen te laten doopen e. dan zou de genade Gods afhankelijk zijn van het welgevallen der ouders, die hunne kinderen of niet, of al, of spoedig, of langzaam ten doop brengen. d.

;

Vraag.

Hoe

dringt de belijdenis deze waarheid aan ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen