GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jngezouden Stukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jngezouden Stukken.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Den WelEerw. Zeer Gel. heer Ds. J. : Ï. C. WAGENER, V. D. M. te Antwerpen.

(Butten verantwoordelijkheid van de Redactie).

Weleerw. Zeer heer!

Het verantwoordelijkheid van dit noemt, ontvingen:

»Koningrijk 1. gie.

Protestantsche eeredienst.

Namens de Evangelische Protestantsche kerken van het Koningrijk België, de voorzitter der Synode aan den eerw. kerkeraad van....

Mijne heeren en zeer geachte broeders!

»De algemeen gevoelde behoefte om een leidend bestuur te hebben, wakende o-ver de handhaving van orde ea vrede en over de uitvoering der kerkelijke reglementen te midden der Protestantsche kerk in België, heeft ons een jaar geleden de gelukkige vereeniging gebracht, dat onderpand van kracht en heil voor de evangelische kerken des rijks.

De Synode, mij tot de eervolle bediening van voorzitter roepende, heeft mij ter zelfder tijd de verplichting opgelegd om te waken over alles wat aan de eene zijde aan haar bloei kan bevorderlijk zijn, en aan den anderen kant kan schadelijk zijn aan de ware belangen onzer kerken.

't Is dus noch de eigenliefde, noch eenige geest van heerschzucht, die mij aansporen u te onderrichten over eene zeer erge daadzaak, .t is slechts het gevoel van plicht, dat mij deze regelen in de pen geeft.

Gij zult u, M. H. en zeer waarde broeders, de woorden van onzen Heer herinneren: Wei u ... gij' omreist zee en land, om één jodengenoot te maken; en als hij het geworden is, zoo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal meer dan gij zijt.

Welnu, dit grondbeginsel van het Evangelie legt ons allen eene wijze verdraagzaamheid op; wij moeten onze rechten verdedigen, onze omgeving verlichten, zooveel mogelijk het licht verspreiden, maar niet het geloof aanvallen van wie het dan ook zij.

»Er bestaat evenwel. Mijne Heeren, een genootschap, zich noemende «Belgisch Evangelisch, " hetwelk tot doel heeft: »de evan-»gelische waarheden in België te verbreiden »zonder eenig onderscheid van eeredienst." (Artikel i van de onderrichtingen, gegeven aan de arbeiders van dat genootschap).

»Dat genootschap verklaart (Art. 4) »dat »het niets vijandigs heeft voor de wettelijk > gevestigde kerken in België, maar dat zijn »comiteit, integendeel, overal waar dit kan «geschieden, wenscht mede te werken met de «predikanten dier kerken tot bevordering van «het Godsrijk en verbreiding van het zuivere «Evangelie."

«Dat genootschap, zich niet bepalende tot het zenden van «evangelisten" naar deze of gene plaats, om in woordenwisseling te treden met broeders, die den katholieken godsdienst belijden, werpt ook onrust in protestantsche gemeenten, die het niet noodig is te noemen.

«Uit deze daadzaken volgt:

1. dat vele katholieken dat genootschap met de Nationale Protestantsche Kerk verwarren;

2. Dat de banden van liefde en vereeniging verscheurd worden door de antichristelijke werkzaamheid van de arbeiders van dat genootschap in de plaatsen, waar wettelijk aangestelde predikanten zijn.

«'t Is dus onze plicht, om allereerst te frotesteeren tegen dit grondbeginsel van zoogenaamd evangelische propaganda. Wij vragen dat men onze rechten en onze overtuiging eerbiedigen, laat ons flan insgelijks de rechten en de overtuiging onzer katholieke medeburgers eerbiedigen

«Dit protest, overgeleverd aan de regeering des konings, moet aan deze bewijzen, dat de Nationale Kerk, verre van deel te hebben aan een geest van bckeerlingenmakerij, vraagt om niet verward te worden met een bijzonder genootschap.

«Het moet daaibij tot de kennis van onze evangelische protestantsche gemeenten brengen, dat het bestuur van den protestantschen eeredienst in België de grondbeginselen van dat zoogenaamd Evangelisch Genootschap volstrekt niet deelt

«Wilt, mijne Heeren en zeer waarde Broeders, de broedergroeten aanvaarden van uw zeer toegenegen broeder:

«De Voorzitter der Belgische Synode {get) A. RüEDIGER.

» Verviers, 21 Februari 1840.

«Bij bevelschrift, de algemeene Secretaris

(get) A. J. RICHARD."

Wordt het uit deze circulaire niet zoo duidelijk als glas, dat de organisatie die de Evangehsche kerken ontvangen hadden als twee druppelen water gelijkt op die, welke de kerken der reformatie in Nederland in den jare 1816 werd opgedrongen? Nadat de Synode uiteengegaan is, nemen de voorzitter en de secretaris der Synode de vrijheid om eene circulaire tot de kerken die het Synodale juk op zich hebben genomen, om haar te zeggen dat zij piotesteeren tegen den arbeid van de vereeniging die trachtte het Evangelie onder de Roomsche l bevolking te verkondigen. En dit terwijl vier van de zeven predikanten leden waren van genoemd genootschap!

En wat was het gevolg? De bibliothecaris van den koning moest zich uit het comité voor de Evangelisatie terugtrekken, de heer Schalk, evangelist, werd door den directeur van openbare veiligheid uit het land verdreven; de heeren Dupont, Girard en Malon werden voor de commissarissen yan politie hunner woonplaat sen geroepen, en op eene niet vriendelijke wijze in verhoor genomen. Waren het niet alle drie Franschen geweest, ze zouden zeker ook het land uitgezet zijn. Kennelijk was de toeleg van de synodale heeren, dat de regeering de predikanten, die leden waren van het Evangelisch genootschap, of van de vereeniging tot evangelisatie, — zou uitnoodigen om zich daarvan los te maken. Men vermoedde, dat de voorzitter en secretaris van het comité zich verstaan hadden met den ultramontaanschen minister van binnenlandsche zaken. Zeer te betreuren achten wij het, dat de vier predikanten met hunne gemeenten ziende waartoe de synodale organisatie, die zij pas aangenomefl haddeu, leiden kon, zich daarvan niet j aanstonds losmaakten, al was dan ook aanstonds verlies van staatstractement het gevolg geweest. De ondergang van het Evangelisch genootschap, waarop het was toegelegd, werd echter verhoed.

U hecht er nog algewicht aan, dat heeren predikanten volgens de Code Protestant des Egtises Evangéliqties de Belgique, eene verklaring moeten onderteekenen, voor zij in uwe gemeenschap kunnen dieöen. Doch u zal moeten toegeven, dat uw Statuut van 1839 geene kenmerkende en verbindende geloofsbelijdenis kent. Ik wil wel aannemen dat die gevorderde verklaring voor sommige predikanten in Nederland ook die nog door sommigen voor orthodox gehouden wordeff en ook willen worden, te sterk gekleurd is; doch in de laatste jaren komt het steeds meer aan den dag, dat de ethischen van de linkerzijde steeds meer naar het modernisme zwenken. In het stuk der Heilige Schrift huldigen zij meeningen, die door de woordvoerders der modernen als koren op hun molen, zeer worden toegejuicht.

Wat zij moeten belijden, die tot uwe kerkgemeenschap worden toegelaten is mij ten eenenmale onbekend. Doch het ligt nog versch in mijn geheugen, hoe een 12-tal jaren geleden de Kerkelijke Courant de loftrompet opstak over de handeling van Ds. Pradez van Luik, die gesignaleerd werd als een orthodox predikant en die blijkens de gepubliceerde proces verbaux, vier famihën, die in de moderne of liberale leer waren onderwezen, met vreugde in zijne ge­ meente opnam. Ds. Pradez werd door het orgaan der Haagsche Synode om zijn verdraagzaamheid zeer geprezen, terwijl de rechtzinnige predikanten in Nederland vinnig werden doorgestreken, die in hunne eenvoudigheid van meening waren, dat rechtzinnigen en modernen niet in één kerkverband kunnen en mogen samenleven.

Gulweg gesproken, heeft het mij leed gedaan, den naam van den heer Pradez en den uwen te vinden als leden van het hoofd-comité van Evangelisatie, uitgaande van de kerkgemeenschappen die onder uwe Synode staan. Aldus was het althans acht jaren geleden.

Het is mij niet bekend of u hetgeen ik omtrent uwe kerkgemeenschap in dit blad schreef, in de vergadering uwer Synode heeft ter tafel gebracht. Is dit niet het geval geweest, dan hoop ik dat u dit in eene volgende vergadering doen zal. Niet omdat mijne woorden zoo gewichtig zijn, maar omdat daardoor wellicht de vraag aan de orde komt of de organisatie waaronder uwe kerken leven, overeenkomstig het Woord Gods is. Het deed mij genoegen, dat het woord «genootschap" op kerkelijk gebied uwe sympathie niet heeft, maar het is en blijft mijne overtuiging dat de vereeniging uwer kerken niet anders dan genootschappelijk heeten mag. Mocht het statuut van 1839 door 's Heeren genade nog eens verdwijnen!

Geloof mij met verschuldigde hoogachting,

Uw dienstw. dr.

W. F. A. WINCKEL.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's

Jngezouden Stukken.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's