GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Een zoon zal zijn vader eeren.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een zoon zal zijn vader eeren.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een zoon zal den vader ceren, en een knecht zijnen heere; ben Ik dan een vader, waar is mijne eere? en ben Ik een heere, waar is mijne vreeze? zegt de Heere der heirscharen tot u, o pries ters, verachters mijns naams; maar gij zegt: Waarmede verachten wij uwen naam? Maleachi I : 6.

Tweeërlei ligt in den heerlijken Vadernaam.

Het eerste is de vaderlijke ontferming. „Gelijk een vader zich ontfermt over de kinderen, alzoo ontfermt de Heere zich over degenen die Hem vreezen.”

Dat is hetgeen aan het kind van zijn vader toekomt.

Maar uiteraard is de betrekking van vader en kind weerkeerig. Ligt er in den vadernaam de profetie van ontferming voor het kind, er ligt evenzeer in de cisch van onderwerping en gehoorzaamheid van het kind aan den vader.

Zelfs is de openbaring in de Heilige Schriftuur met dien strengen kant van den vadernaam begonnen. Ge hoort aanvankelijk nog niet van teedere ontferming, maar welgaat van Horeb het: „Eert uw vader en uw moeder" uit.

Ja, sterker nog. In de tien geboden jaagt de vadernaam eer ontzetting aan, want immers het heet daar niet alleen, dat ge vader en moeder zult eeren, maar veel banger, dat de Heere uw God is een God vol naijver, die „de misdaden der vaderen bezoekt aan de kinderen, tot in het derde en het vierde geslacht.”

Eerst daarna, en later, als van geslacht op geslacht de onderwerping, de gehoorzaamheid, en het geven van eere aan den vader is ingeprent, en diep wortel heefc geschoten, treedt ook de verkwikkende, de vertroostende zijde meer op den voorgrond. Zoo gaat 't door 't lied van den psalmist en het gezicht van den profeet tot al hooger teederheid, en komt 't eindelijk in het Nieusve Testament, voorbereid door het Oude, tot dat zalig besef van het uit God, als Vader, geboren zijn; tot het zich voelen, wetenen kennen als Gods „lieve kind; " en tot die hemeltaal op menschenlippen, als het uit de ziel naar boven jubelt: Aiba, lieve Vader!

En die toon van het Abba, Vader! is juist daarom zoo roerend diep, omdat de strenge toon van het: Ben ik een Vaier, waar is mijn eere f niet alleen voorafging, maar onveranderlijk aanhield en geen oogenblik is losgelaten. De vertroosting van het „Onze Vader" wortelt in de onderwerping die aan het kind zoo diep is ingeprent.

Dus niet, gelijk thans onder veel naam-Christenen, die met de liefde van den Vadernaam alle verschil en onderscheid tusschen hetgeen heilig en hetgeen onheilig is onkenbaar maken, en juist daardoor uit den Vadernaam alle bepaaldheid, alle hooger beteekenis, en allen zaligen prikkel wegnemen. Neen, in Gods wondere openbaring gaat de plicht van het kind jegens zijn vader voorop. En eerst als die diep ingeprent is, bloeit op dien toebereiden akker de heerlijkheid der vaderlijke ontferming, en wordt de zaligheid van kind van God te zijn, ingeluid.

Toch begint die voorbereiding volstrekt niet eerst op Sinaï; neen, ze begint in het Paradijs, en is uit het Paradijs onder alle volkeren in de kindereere die aan de ouders toekomt, uitgegaan.

Zij, die naar vreemde landen, zonder Doop, togen, stonden keer op keer verbaasd, zooals ze onder Heidenen en Mohammedanen een eeregeving van het kind aan den vader vonden, gelijk die onder ons, Christenen, nauwlijks bekend is.

Tot zelfs in China en Japan stonden deze reizigers verwonderd, over de natuurlijke behoefte van het kind, om zijn vader steeds met ontzag en eerbied te bejegenen. En, let wel, niet alleen namen ze dat waar bij het jonge kind, dat nog van zijn vader leven en leeren moest, maar soms zelfs bij mannen van 50 en meer jaren voor hun vader van 70 of 80 jaren. Altoos dezelfde diepe eerbied, o. m. zich hierin openbarende, dat de zoon in de tegenwoordigheid zijns vaders staan bleef, en zich niet nederzette eer zijn vader hem hiertoe verlof gaf.

Dit is de „gemeene gratie" onder deze volkeren. Nawerking van natuurverhouding en Paradijs-ordening.

Van Godswege nergens de chaos. Alles vastgelegd in heilige ordinantiën. Op elk terrein gebod en onderwerping, gezag en gehoorzaamheid, hoogheid en eeregeving. En juist hierdoor de menschelijke samenleving boven die der dieren uitgaande.

Want ook in de dierenwereld toont zich reeds een zinbeeldig hooger leven. De zorge van een klokhen voor haar kiekens is teeder, en te gelijk heldenmoedig. En die band tusschen de ouden en hun jongen, teekent zich in de dierenwereld allerwegen af. Zelfs scherper dan onder menschen. De klokhen beschaamt nóg zoo menige moeder. Maar in de dierenwereld houdt het niet aan. Hier duurt de ordening zoolang als de behoefte voortduurt. Maar dan is het uit, en een jaar later weet geen jong of geen moeder meer, wat teedere verhouding beiden eens saambond.

En nu is in de menschenwereld het uitgangspunt één. Het kind onder menschen en het jong in de dierenwereld vindt in wie 't genereerde èn den levensoorsprong èn de eerste voeding, verzorging en opvoeding. Als uit het zaad en het bloed des levens, komt de band, de verhouding, de betrekking op. God heeft, als Schepper, deze zijn heilige ordinantie tot in het levensbloed zelf voor beide, mensch en dier, vastgelegd. Maar bij den mensch gaat die band der natuur ongemerkt over in den band der zelfbewuste kennis. De ordening, in de natuur gelegd, gaat over in een ordening van plicht en roeping.

Zoo ontsluit zich een hooger, eea veel rijker gedachtenkring. Wat ontluikt is het gezinsleven, en in dat gezin is een eenheid onder een hoofd en een veelheid van personen, die zich onder dat hoofd voelt saamgebonden. En het is God zelf, die dit als inzetting schept, steunt en in stand houdt. Zoo zelfs, dat, hoe roekeloos de zonde er ook tegen ingaat, ja tot in vadermoord en bloedschending, de gemeene gratie toch triomfeert, en Gods inzetting in haar hooge eere handhaaft.

Maar dit alles heeft nog veel hooger bedoelen.

Het is niet alleen een wónder-eenvoudige ordening Gods, waaruit heel onze organische saamleving in gezin, bloedverv/antschap, maagschap, geslacht, stam, volk en staat als van zelf opkomt, en waaraan dat alles kracht tot instandblijving ontleent, maar er ligt in dezelfde ordening tevens het heiligst mysterie verborgen.

Al toch wat uit die ordening opkomt, is te gelijk zinbeeldige aanduiding van 'smenschen verhouding tegenover zijn God. En dat niet alleen zinbeeldige aanduiding van onze creatuurlij ke verhouding, in zooverre we, achter vader of moeder om, en ia veel dieper zin nog, aan God als onzen Schepper ons aanzijn en ons leven danken; tnaar veel sterker aanduiding nog van den mystieken band, waarmee de genade ons in Christus aan onzen God verbindt. Of zegt nkt de apostel dat het huwelijk onzen band aan Christus verzinnebeeldt? Teekent Christus zelf ons niet het rijk der heerlijkheid voor Gods troon als het Vaderhuis^ Heet niet die heerlijkheid zelve onze erfenisi Zijn wij niet erfgenamen Gods, en medeerfgenamen met Christus.' Heeten we niet uit God ge boren te zijn door den Heiligen Geest.' Is zoo God niet onze Vader in heel anderen, veel hoogeren zin.? En is het niet eerst in de K sfeer der genade, dat het kindschap zijn rijke, intieme beteekenis erlangt?

En dat alles, niet alsof, ons ter opheldering, het genadeleven vergeleken wordt met toestanden, die op aarde onder menschen vanzelf ontstaan waren. Neen, omgekeerd, dit alles heeft zijn eeuwige realiteit in de hemelen, en het is God zelf, die op aarde zulke verhoudingen en toestanden schiep en tot aanzijn riep, om in deze beeldentaal ons de eeuwige dingen af te spiegelen.

De splitsing van den éénen mensch in man en vrouw is deeling van 't te groote, doch om daarna het eerst'in deelen gesplitste in de aanbidding van onzen God weer te hereenigen.

Niet alsof bij den man alleen het koele, en alleen bij de vrouw het teedere zou te vinden zijn. „Gelijk een vader zich ontfermt over de kinderen, zóó ook ontfermt zich de Heere." En daarnaast heet het: „Ook al kon een moeder haar zuigeling vergeten, de Heere vergeet u niet.”

De splitsing, de deeling in man en vrouw is een heel andere, in het genereeren, ontvangen en baren onderscheidenlijk voorgebeeld. Maar voor de ordinantie maakt die splitsing geen verschil. Vader en moeder zijn een eenheid. Eert uw vader èn uw moeder! Nooit wordt de moeder achtergesteld of de man voorgeschoven. Mits de vrouw zelve een hoofd in het gezin eere, is haar eere in dat gezin met die van den man één. Niet in de Heidenwereld, en ook niet bij de Mohammedanen, maar wel bij Israel en onder de Christenheid. Nu nog is onder al wat Jood heet de eere der moeder aan die van den vader op zijn minst gelijk.

Toch is de splitsing, de deeling werkelijk. De moeder-idee heeft een geheel eigen wereld van rijke gedachten ontwikkeld, en daarnaast m s K staat de vader-idee, niet als armer, maar als even rijk.

Aldus heeft zich een onuitputtelijke rijkdom ontplooid in die Jeeling en vereeniging van vader en moeder, en het is nu deze volheid, die als reflex uit het kindzijn, zich in oneindige volkomenheid op God richt.

Hier is in het „Onze Vader" de moeder-idee inbegrepen, en het is de gewaarwording, de aandrang van een onnaspeurlijk rijke volheid van hoogheid, teederheid en toevloeiende genade en Uefde, die onze ziel bij het uitspreken van het Abba Vader ondstvindt.

Alleen maar, en hier schuilt het gevaar, die aandoening is zóo overstelpend, dat o, zoo menig kind van God wel eiken morgen nieuw met volle teugen die liefde en genade indrinkt, maar niet let op de hoogheid, niet denkt aan de ordening, vergeet de onderwerping, nalaat de gehoorzaamheid. En dan is het dat God de Heere ook tot ons komt, en ook ons afvraagt: „Een zoon zal den vader eeren, Ben ik een Vader, waar is dan mijn eere? ”

Wat antwoordt ge dan?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1906

De Heraut | 2 Pagina's

„Een zoon zal zijn vader eeren.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1906

De Heraut | 2 Pagina's