GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Um derborgenen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Um derborgenen”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zij maken listiglijk eenen heimelijken aanslag tegen aw volk, en beraadslagen tegen uwe verborgenen, Ps. 83 : 4.

Jaël verborg Siseta in de tente, en Obadji verborg voor Iiebel's woede honderd profeten, vijftig bij vijftig, in een spelonk. Door Jesaia - wordt het Moab zelfs aasgezegd, dat het de verdrevenen uit Gods volk verbergen en niet verraden moet, E a vooral in de eeuwen van toen, toen de moordenaar zoo vaak vrij spel had, gold het verbergen van een vervolgde en nagejaagde als heilige plicht van bloedverwantschap en gastvrijheid. Een plicht die zooals bij Jaël misbruikt kon worden, maar die anders steeds in eere was, en in het toenmalig leven niet kon worden ontbeerd.

Dit beeld nu van het verbergen van een vervolgde, zoo dat wie hem najtagt, hem niet treffen kan, brengt Psalmist en Profeet gedurig op den Heere onzen God over. Dan heet het, dat wie den Heere vreest, bij Hem schuilt; dat onze God voor zijn volk een hoog vertrek is; dat de belijder van zijn naam in Hem een Rotssteen vindt, in welks spelonk men zich verbergen kan voor den vervolger. Hij, die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, d. w. z. in veiligheid is, vernacht dan in de schaduw des Almachtigen. Men vlucht en vindt redding in het verborgene van Gods Tente. Uitwendig wordt dit genomen, als er staat, dat toen Jtjikim last gaf om Jeremia en Baruch te dooden, dit hem niet gelukte, want, zoo lezen we verder, „de Heere had hen verborgen", In dien uitwendigen zin bidt ook de Psalmist: Heere, verberg mij voor hun heimelijken raad", of roemt in Psalm 49 : 2: In zijn pijlkoker heelt Hij mij verborgen". Maar hooger klimt deze zelfde gedachte, aU het heei: Verberg mij onder de schaduw uwer vleugelen"; als de zanger roemen mag: Hij verbergt mij in het verborgene van zijn Tente", of zelfs mag jubelen: Gij verbergt hen in het verborgene uws aangezichts".

Doch in wat vorm ook gebezigd, altoos verstaat de Schrift onder „de verborgenen des Heeren" zijn uitverkorenen, zijn geheiligden, zijn kinderen op aarde, die aan haat en vervolging ten prooi, overvallen, uitgeroeid en vernietigd zouden worden, indien niet de Heilige zijn beschermende band over hen ophief, met zijn vleugelen hen dekte, en ze voor den vijand onvindbaar en onaantastbaar maakte.

Nu kan het zijn, dat de Heere zijn kmd veroergt voor een aardsctten vijand, ..tkan iijn dat Hij zijn heilige verbergt voor een aan al van S^tan, en bet kan ii]a, dat Hij zijn getrouwen verbergt voor geestelijke verleiding van zijn naaste, maar de grondgedachte blijft altoos dezelfde. Er ligt aUoos in, dat Gods lieve kind vervolgd en nagejaagd wordt; dat, werd hij gevonden en gegrepen, hij zichzelf niet zou kunnen verweren noch redden; en dat nu zqn trouwe God en Vader hem onvindbaar maakt, zoodat de hittigheid van den vervolger zich niet aan hem koelen kan; en dat het niet tot strijd en worsteling komt, maar dat de aanval zelf wordi afgewend en afgekeerd. En in zijn diepsten zin wordt dit altoos bierdoor o k v a v z b bewerkt, dat God de Heere zijn kind naar zich toe trekt, het in zijn tente binnenlaat, en het in zijn eigen schuilplaats verbergt.

Dit heeft nu in het uitwendig leven gedurig plaats, zonder dat we 't zelf weten, of althans het eerst later merken. Dan is er iets kwaads tegen ons bedacht; er zijn ons strikken gespannen, waarin men ons zou gevangen hebben; er zijn ons lagen gelegd, die op onzen ondergang waren gemunt; en van dit alles merkten wij zelf niets, maar God zag het, en Hij, onze trouwe Vader, was het die dit Belialsstuk verijdelde. Esrst later, eerst van achteren ontwaren we dan het gevaar, waarin we verkeerd hebben, en het is deze zalige ervaring die ons een inzicht in Gods beschermende genade geeft, die verre uitgaat boven wat we zelf op 't oogenblik ontdekken. Zooals een moeder waakt bij de sponde van haar kranke lievelir^g, en afwendt wat die'lieveling zelfs van verre niet gissen kan, zoo waakt ook onze trouwe Vader over ons, in lief en leed. En het is hierdoor, dat we eerst allengs helder besef krijgen van de zorgende, trouwe Uefde van onzen God, die verre uitgaat boven wat we aan liefde in ons zelf bespeuren. Een mystieke trouw onzes Gods, die zich eerst hiernamaals geheel voor ons ontsluieren zal.

Maar hoe hoog deze afwering van 't uitwendig leed ook staan moge, toch is dit nog niet de Verberging waarvoor we het innigst en vurigst hebben te danken. Leed en ongeval valt hard, maar ze kunnen ons verootmoedigen en door die zelfvernedering heiligen. Doch heel anders staat het met de giftige pijl die op ons innerlijk zielsleven is gemunt, en die satan gedurig voor ons scherpt. Het bangste toch in satan's aanvallen is dat we er bijna nooit op verdacht ziin; dat we wel bidden „Verlos ons van den Booze", maar er eigenlijk toch den ganschen dag nauwelijks het fiiuwste vermoeden van hebben, dat er een pijl van zijn boog op ons hart gericht wordt, en dat satan jaist biervan misbruik maakt, om ons te vinniger te tre£fec. Dit nu ziet onze naaste niet, maar God ziet het. E a dit niet alleen maar onze God weet ook, of de op ons gemunte pijl van satan ons wonden zou, of af zou stuiten op de vastheid van onzen heiligen ernst. Zoo dit laatste, dan laat de Heere den aanval vaak toe, opdat we door het afslaan van satan Hem verheerlijken zouden. Maar zoo het eerste, dan neemt Hij ons uit het gevaar weg, eer het komt; maakt ons in zijn schuilplaats voor satan onvindbaar. En dan vliegt de pijl wel, maar, we zijn verborgen bij onzen God, en onze ziel blijft beveiligd.

En diezelfde trouwe bescherming wordt ook ons deel, als satan't niet zelf op ons munt, maar onzen naaste als instrument gebruikt, om ons in trouw aan onzen God te doen tekort schieten. Dit nu geschiedt niet slechts een enkel maal, als bij hooge uitzondering, maar herhaalt zich telkens. Dan port satan zoo iemand aan, om den verleider of de verleidster bij ons te spelen Daartoe kiest hij niet den eerste den beste uii, maar juist zulk een instrument ondermenseben, AIS het grootste gevaar voor ons oplevert. E dan grijpt van tweeën éen plaats. Of zulk een door satan gebruikt instrument vat het, wil het ook, en legt het opzettelijk op ons verderf toe, of wel satan gebruikt den verleider onder menschen als een machine; wat dan zeggen wil, als iemand, die 'c zelf niet bedoelt om ons ten val te brengen, maar die door satan misbruikt wordt, om ons tot zonde te verlokken en tevens zelf met. ons in zonde te vallen, soms zelfs zoo dat de persoon die ons verleidt, het nog meenen kon, dat hij 't goed. met ons voor had.

Ging dit alles nu open, oprecht en rondweg toe, zoo zou verweer nog mogelijk zijn, ook ai staat onze ziel zwak. Maar juist dit is niet zoo. Het gaat alles door strikken en lagen, en daarin raakt onze ziel dan verward. Trad hier dan ook geen hulp tusschen beide, zoo zou er niet één kind van God zijn, dat diet reeds in het eerste jaar van zijn toebtenging geheel wegzonk en straks bedolven lag onder eigen schuld. Maar daartoe komt het niet. En dat dit niet gebeurt, ligt ^lleen daaraan, dat God de Heere ons, als zijn kind, verbergt Zóó verbergt, dat de verleider geen vat op ons krijgt, en ten slotte volstrekte ongevoeligheid ons hart voor den aanbrenger der verleiding wat men noemt immuun, d.i, on tref baar, maakt.

Eerst gaat dit dan onbewust toe. Dan ziet God het aankomen, wij niet, en dan snijdt God den aanval af, eer Gods kind en de verleider met elkaar in aanraking kwamen. Maar zoo blijft het niet. Allengs ontsluit de Heere dit geheim voor zijn getrouwen. Dan zien ze het gevaar, als 't opkomt, maar nog op genoeg zamen afstand. Dan zijn ze het afgeleerd om op eigen kracht te vertrouwen, en in overmoed aan den verleider bandslag te geven. En dan treedt die hoogere zielsexistentie in, dat Gods kind voor het zielsgevaar dat dreigt, een open oog heeft, zoodra het opkomt naar zijn God vlucht, en niet rust noch afl*at eer hij in de schuilplaats des Almachtigen zich in zekerheid weet, E a dan eerst wordt de geestelijke overwinning op satan en op onzen menschelijken verleider behaald. Dan toch weet ieder voor zichzelf, of hij tot de verborgenen des Heeren behoort, en zoo ji, wat zou hij dan nog vreezen. Dan overnacht hij in de schaduw des Almachtigen en is juist bierdoor voor satan en zijn satellieten onder menschen immuun.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1911

De Heraut | 4 Pagina's

„Um derborgenen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1911

De Heraut | 4 Pagina's