GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Troffel en Zwaard trof ons een uitlating van Ignotus., een onbekende, dien ieder kent, over de Revisie der Belijdenis, die voor alle Gereformeerde of Hervormde Kerken, hier te lande en in het buitenland, zoo dringend noodig is.

We lazen daar op blz. 377 v.v.:

Op kerkelijk gebied trof mij onlangs een merkwaardig artikel met breede perspectieven in de Standaard over »het belijden der Kerken«, zooals we dergelijke frissche «anregende* artikelen nog telkens van die zijde mogen ontvangen. Daarin werd m.i. zeer terecht aangedrongen bij de Protestantsche Kerken, orri toch niet op te houden met het «belijden» van de waarheid ook tegenover de dwalingen onzer eeuw als evolutie, fatalisme enz. Doch het meest verblijdde mij hierin een aantrekkelijke inconsequentie, zooals die bij een logischen geest nog des te weldadiger pleegt aan te doen, ten opzichte van onze Ned. Herv. Kerk. Ge weet, onze Kerk is volgens de theorie van de Standaard eigenlijk geen »Kerk« meer, maar een »genootschap* gesticht in 1816. Daarvan zou wel allerminst heil te verwachten zijn in de groote, geestelijke worsteling onzer dagen. Toch schijnt het blad deze »groote« Kerk thans voor deze inderdaad grootsche roeping te willen plaatsen en dus nog wel iets goeds in deze van haar te verwachten. Immers, we lezen daar {Standaard van 13 Dec.): «Vooral voor het groote Genootschap, dat nog altoos 21/2 millioen van 's lands ingezetenen herbergt, dringt deze plicht tot nieuw belijden zeer sterk, opdat het toch eindelijk uit het dilemma gerake, waarin het thans ligt vastgeklonken. Uitsluitend het aandringen op handhaven van de aloude belijdenis kan hier tot geen uitkomst leiden. Eerst moet uitgemaakt, welke positie zulk een Kerk tegenover de geestelijke bewegingen van onze dagen inneemt, en eerst zoo dit is uitgemaakt, kan hetgeen men nieuw belijdt, op harmonieuze wijze op het van ouds beledene worden ingeschroefd.«

Dit wel wat stroeve beeld laten we nu voor wat het is. Alleen duidt het misschien juist de moeilijkheid van de taak te beter aan. Doch merkwaardig is hierin ook dit, dat de Standaard \i\^x geheel vJAkomt bij wat door Dr. Hoedemaker steeds is beweerd. »Handhaven< t alleen (zooals art. 11 van het Alg, Reglement voorschrijft), maakt de belijdenis noodwendig tot een petrefact, iets versteends. Er moet óók «opniettw worden beleden". Wij hopen hartelijk, dat ook de Waarheidsvriènd, het orgaan van den «Geref. Bond«, hier goede nota van zal nemen. Van de Standaard zal men wellicht willen aannemen, wat men van «confessioneele« zijde minder gemakkelijk zou aanvaarden. Trouwens, de geschiedenis der reformatie leert ons juist hetzelfde. Ook toen hebben de groote reformatoren allen teruggegrepen naar de belijdenis der Kerk, in de eerste eeuwen, zij plaatsten zich op den bodem van de «groote concilies», doch —• zij hebben tevens den plicht en vooral ook (wat ons, helaas, te zeer nog ontbreekt) den drang in zich gevoeld tot i> op nieuw belijden« Een enkel courant-artikel of zelfs vele artikelen zijn voor dit laatste niet genoeg. Die heilige drang, — wie ernaar verlangt, gevoelt het meer dan ooit —, moet van boven komen. Mocht Gods Geest er de geesten algemeen toe verwakkeren ! Soms speuren wij iets als het «ruischen in de toppen der moerbeziënboomen«.

Doch het schijnt wel, dat deze dingen ook nu in een «Sturm-und Drangperiode« moeten komen. Zijn de wassende stroom der sociaal-democratie en de eerst kunstmatige, maar thans, naar het schijnt, meer natuurlijke opleving van het modernisme er wellicht de voorboden van ? Zullen daardoor alle /ö«'to/-orthodoxen, zoowel zij, die vroegen naar vaste belijning en het oog meer naar het verledene gericht hielden, als zij, die vooral gelet wilden hebben op het verband tusschen Christendom en cultuur, meer tot elkander gebracht worden en alzoo komen tot een nieuwe, levende belijdenis in den zin als waarvan de Standaard sprak ? Wie zal het zeggen ? God komt vaak langs een weg, «dien wij niet geweten hebben». In elk geval zal het noodig zijn, dat vooral zij, die voor »de Belijdenis der Kerk« in den ruimen zin des woords (d.i. dus zoowel van het verledene als van het heden) opkomen, zich niet isoleeren. Maar juist daarom moet m. i. naast de »confessioneele« beweging steeds een reorganisatie-beweging gaan, want zal de Kerk weer worden een «belijdende Kerk», dan zal ook hare inrichting zóó moeten zijn, dat zij een mond (d.w.z. wettige kerkelijke vergaderingen) heeft om te spreken. Art. 11 heeft een conserveerende macht in goeden, maar ook in kwaden zin. De Confessie bleef erdoor intact, maar ook de Kerk werd erdoor tot stilstand gebracht in kerkelijken zin.

Gaarne had ik u over het modernisme en over het zoogenaamd «recht der modernen», alsook over het merkwaardige artikel van Prof. Bruining in het Nieuw Theol. Tijdschrift (afl. 3), waarin met het modernisme in zijn ouden, naturalistiscfien vorm geheel wordt gebroken, nog willen schrijven, doch ik moet dit tot een volgenden keer uitstellen. Vergeet intusschen niet te zorgen zooveel mogelijk voor »voor-vergaderingen« of Classicale kiesvereen gingen als waarvan ik in mijn vorig schrijven gewaagde, Prosit labor hoc novo anno.

Te meer deed ons deze betuiging goed, omdat ze, naar de bedoeling van het bekende artikel in de Stand.., ook op de politieke keerzijde gelet heeft, en niet minder wijl begrepen werd, dat welterdege vooral op de Ned. Herv. Kerk het oog was gericht.

Natuurlijk is het laatste woord over dit hoogst interessante vraagstuk nog niet gesproken. Alleen zou 't ons een voorrecht zijn, zoo bi de bespreking op geen fractie of geëerd persoon, maar alleen op de materie zelf werd afgegaan.

En in zooverre vroegen we ons af, of het hier spreken van den Gereformeerden Bond of van wijlen onzen vriend en broeder Dr. Hoedemaker, niet beter gemeden ware geweest.

Men houdt in ons goede Nederland te veel van particuhere etiketjes, en toch is alleen de zaak zelve ons allen, ook^Dr. Kromsigt, heilig.

In de Geldersche Kerkbode schrijft Dr. Hoekstra over de belijdenis des geloofs het volgende:

Eerlang wenschen weder een aantal catechisanten, jonge leden der gemeente krachtens hun doop, innerlijk in hope door de kracht des Geestes, belijdenis des geloofs te doen. Ze worden van der jeugd aan alzoo onderwezen, dat ze weten, dat he doen van belijdenis des geloofs is een vragen van toegang tot het H. Avondmaal des Heeren. Aangaande dat Avondmaal heeft onze Verlosser aan zijn volk het heilvoUe bevel gegeven: Doet dat tot mijne gedachtenis. We eischen van hen noch dat ze een bekeeringsweg kunnen mededeelen, noch dat ze een reeds tot de volle verzekerdheid uitgegroeid geloof zullen bezitten. Maar we bidden voor hen, dat ze voor God oprecht mogen staan in de begeerte om Christus deelachtig te zijn, en in de keuze voor den dienst des Heeren. We bidden voor hen, dat ze zich in beginsel zondaar voor God kennen, in 't verborgene Hem hunne zonden leerden belijden, de toevlucht tot zijne genade die in Christus is, leerden nemen, en behoefte gevoelen aan den Heiligen Geest voor hun hart en leven.

Wij weten zeer wel, dat niet alles Israël is wat uit Israël is, en dat helaas niet alleen bij ouderen in de Gereformeerde Kerken, maar ook bij jongeren vaak weinig geestelijke zin blijkt. Maar wij gelooven in het verbond des Heeren met zijn volk en hun zaad. Wij gelooven dat de wijnstok onder het jeudige zaad zijn jonge ranken en uitspruitsels heeft. En voorts weten wij dat de Kerke Gods er recht op heeft, bij de jonge leden die tot des Heeren Avondmaal begeeren te komen, steun te vinden voor hare hope, die Gods waarheid haar voor het zaad schenkt, in levensuiting en in woord en wandel, die met Godvruchtigen zin niet in strijd zijn.

Niets van al hetgeen tot de nieuwe gehoorzaamheid aan God behoort, kan volbracht worden uit eigen wortel, en door eigen kracht. «Zonder mij kunt gij niets doen» ([oh. 15 : 5). Daarmee is niet in strijd, maar zeer wel in overeenstemming, dat het geestelijk leven zich openbaart in een vrijwillig op zich nemen van 't zachte juk des Heeren, en dat het zich, met 't oog op Israels God die krachten geeft, onder de verplichting stelt, naar de heilzame geboden des Heeren te leven. Onder die verplichting legt Gods Kerk ook hare jonge leden bij de belijdenis des geloofs. En tot 't wandelen naar die heilaanbrengende bevelen des Heeren behoort ook bijzonder het komen tot 't H. Avondmaal in de vreeze des Heeren, met begeerte naar 't heil des Heeren, en 't volharden daarin.

Van dat stuk der gehoorzaamheid mag geen Kerk, mag niemand de jonge leden ontslaan of dispensatie verleenen. Dat zou een aanranding zijn van ' gezag onzes Konings. Deswege wordt naar 't aloude formulier van den doop dergenen die in hun vroege jonkheid niet gedoopt zijn, ook gevraagd de belofte, dat zij in het gebruik des Heiligen Avondmaals zullen volharden. Deswege ook luidt het in de alhier en elders in de Geref. Kerken bij de openbare belijdenis der jonge leden gebruikelijke vragen, of zij beloven in de gemeenschap der-Christelijke Kerk, inzonderheid door een getrouw gebruik der genademiddelen, de bediening des Woords eti der Sacramenten, te zullen volharden-

God beware het jonge geslacht (en ook wij ouderen zullen dat zeker zeer noodig hebben) voor vleeschelijke driestheid ten opzichte van des Heeren tafel. Schuchtere teederheid is noodig. En beminnelijk in Gods en der vromen oog is het gering denken van zichzelven, dat geestelijke aanmoediging noodig heeft. Maar van de belofte, ook in dit stuk naar 's Heeren ordinantiën te leven, mag niemand, onder wat voorwensel ook, de jonge leden ontslaan. Dit is aanranding van 't gezag des Konings; en majesteitsschennis. En in een Gereformeerden Kerkeraad mag zelfs de gedachte daaraan niet opkomen, noch een oogenblik in bespreking komen.

Het kan wel zijn, dat men in sommige Gereformeerde Kerken nog in het moeras zit, dat men dien eisch slaat slippen. Geestelijk geoefende en wel onderwezen Dienaren des Woords, Ouderlingen en leden znllen dan daaronder zuchten, en met ernst hun hart er op richten, dat de gemeente uit dat moeras kome. In de al te veel heerschende ongeestelijkheid is ook veel, dat er toe lokt, er maar weer in weg te zinken. Maar wij zullen in Arnhem in dat moeras met Gods hulpe niet ingaan.

Wij weten uit eigen ervaring wel van de moeite, die er in dit stuk aan 't houden van de rechte lijnen verbonden is. Moeite soms met menschen van geld en goed, die men in de Geref. Kerken ook wel gebruiken kan. Moeite met «gewichtige vroomheid», die in dit stuk, op de weegschaal gewogen, wel eens lichter blijkt dan de ijdelheid. Moeite ook met lichtvaardigheid, lichtzinnigheid en met het werpen van de woorden Gods achter zich henen.

Maar wij zijn niet genegen, noch onszelven, noch de • gemeente Gods, noch het jonge geslacht, te ontslaan van de gehoorzaamheid Christi, ook niet door een achterdeur open te houden, dat ieder geval afzonderlijk moet beoordeeld worden. Het is niet in onze macht ges'teld, iemand, onder wat voorwendsel ook, van de gehoorzaamheid Christi te ontslaan.

Daar blijft het dus bij. En mochten nu ouderen en jongeren maar gevoelen, dat ook in dit stuk de bevelen des Heeren liefdekoorden zijn!

Laten ook Godvruchtigen bedenken, dat er soms in dit stuk onverstand en gebrekkig inzicht bij hen kan zijn. Daarom zijn wij te allen tijde tot voorlichting bereid. Zoo noodig, zouden we wel weer eens een artikelenreeks willen geven over belijdenis des geloofs en hetgeen daarmee samen hangt.

Maar het is goed, dat we altijd maar weer op nieuw weten wat we aan elkander hebben. God de Heere bouwe zijne Kerk uit haar zaad.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1914

De Heraut | 4 Pagina's