GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 83

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 83

Driekwart eeuw kinderstudies in het Peadologisch Instituut te Amsterdam (1931-2006)

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

het paedologisch instituut op eigen benen

82

ceel nummer 56 kwam nu geheel beschikbaar voor het instituut en de daarbij behorende school. In de jaren 1948-49 steeg het aantal pupillen van 60 tot 90. Onder hen waren ook kinderen met traumatische oorlogservaringen, doorgestuurd door de Vereniging 1940-1945. Vele ouders betaalden niet het volle pond. Mede vanwege de stijging van de kosten voor voeding en personeel moest de stichting tot geldleningen overgaan. Met aanvankelijk gering succes voerde Waterink in 1948 een suppletiefonds in. Daarvoor maakte hij reclame in Moeder en schreef hij stukjes die kerkenraden in hun kerkblad konden plaatsen: ouders van gezonde kinderen konden hun dankbaarheid tonen door jaarlijks of op de verjaardag van hun oudste kind een bedrag over te maken. Zij kregen daartoe een verjaarsdagkaart thuisgestuurd. Toch bleef het moeilijk om giften binnen te krijgen. Dat lag volgens Waterink vooral aan het type opgenomen kinderen: ‘Men offert graag voor blinden en doven, met imbecielen heeft men medelijden. Maar “ondeugende” kinderen, onsociale kinderen en criminele kinderen vindt men eigenlijk alleen maar ráár. En men begrijpt niet, dat juist hier de moeilijke problemen liggen en dat juist dit werk sociaal zo uitermate belangrijk is.’4 De schulden waren in 1951 zo gestegen, dat aan liquidatie werd gedacht. Drie jaar later was men grotendeels uit de financiële problemen, zelfs zodanig dat aan de nodige renovatie van gebouw en inventaris kon worden gedacht. Dat was mede te danken aan een subsidie van fl. 10.000, die de Vrije Universiteit sinds 1951 toekende, nadat Waterink het belang van het Paedologisch Instituut voor de praktijkopleiding van psychologen en pedagogen had aangetoond. Bovendien kreeg het instituut in 1954 voor het eerst rijkssubsidie ten behoeve van wetenschappelijk werk ten dienste van de geestelijke volksgezondheid. Dat bracht jaarlijks fl. 4200 in het laatje. Door de betere financiële situatie kon een opnamestop worden ingevoerd zodat er meer ruimte kwam voor recreatie, slapen en de nodige behandelkamers. Het bestuur bracht de bezettingsgraad terug tot maximaal tachtig kinderen en voerde tegelijkertijd een prijsverhoging door van de verpleegkosten. Het had succes; in 1953 was de gemiddelde bezettingsgraad tot tachtig en in 1954 tot 74 gedaald. Sinds die tijd waren er zelden meer dan tachtig kinderen tegelijkertijd opgenomen. Het gemiddeld aantal kinderen bedroeg 65 tot tachtig. 5 Een belangrijke onkostenpost vormde het personeel. Het oude en

Een buitengewone plek; Perfect Service; pag 82 2e proef

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 83

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's