Vier-en-veertigste Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - pagina 24

XXVI

Maar voor de medische faculteit is bij de verhouding tot de openbare universiteiten nog iets meer betrokken. Van haar uitbreiding tot 3 of 4 professoren zien vfij; niet af. Wij kunnen zoodoende een faculteit, die aan den huldigen eisch der wet voldoet, verkrijgen. En het is van groot belang, dat zij ook het recht verkrijge te examineeren en den doctorsgraad te verleenen. Aan onze Universiteit in de medicijnen studeeren, inoet een werkelijkheid worden. Maar bij de medische studie is de studie in een aantal speciale vakken, met vaak koslibare apparaten, een vereischte, en het zal de vraag zijn, of onze medische faculteit zich bij examens ten aanzien van sommige onderdeelen niet zal moeten tevreden stellen met een bewijs, dat de student over die vakken van voldoende kennis heeft doen blijken voor hoogleeraren of faculteiten van openbare Universiteiten, in zoover niet laboratoria van opeiJiare Universiteiten ten nutte van het onderwijs aan onze studenten kunnen worden aangewend. Hier komen wij op het gebied, door den heer Golijn betreden en dat in de Staatscommissie wordt onderzocht. Eén ding is hierbij in acht te nemen, n.l. dat de oplossing n i e t worde gezocht in de richting van bijzondere leerstoelen voor onze professoren aan een openbare Universiteit. Zal het bijzonder H. O. zich naar zijn aard kunnen ontwikkelen (formule uit de opdracht aan de Staatscommissie), dan moet het niet gezocht worden in bijzondere leerstoelen geënt op de openbare Universiteiten. Dat is een expediënt, door de Wet niet buitengesloten voor wie het begeeren mochten, maar het is niet overeenkomstig het beginsel onzer Universiteit, dat eischt faculteiten, gedragen door één beginsel, dat in zichzelf is een universitair goed. Dit is de sleutel tot alle vraagstukken, die zich in onzen inwendigen bouw, onzen groei, onze vrije ontwikkeling, onze aanraking met het openbaar H. O. voordoen. Ons beginsel is niet particularistisch, maar universeel. Alle wetenschap berust op Goddelijke openbaring, aangaande God, aangaande den mensch in zijne verhouding tot God, tot zijn medemenschen, de maatschappij in hare verhouding tot de Overheid, de volben onderling, den mensch in zijne taal en zijn denkwijzen en volkseigenaardigheden, de ziel en het lichaam, de aarde, de zon en het heelal. Wie hiervan uitgaat, moet in de wetenschap een eenheid zien, uitstralend naar vele zijden, zeer diep en zeer hoog, maar een eenheid. Wie hiervan niet uitgaat, kan brokstukken van kennis vinden, maar heeft in principe de eenheid niet vastgesteld; en zoo er particularisten zijn, zij kunnen onder de voorstanders der indifferente wetenschap gevonden worden; maar wie naar het Gereformeerd beginsel uitgaat van Goddelijke openbaring, moet de wetenschap als universeel zien. Maar wij zouden oijs verhoovaardigen, als wij meenden de weten-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen