Jaarboek 1925 - pagina 72

75 nog vertoeft. Zoo genoot dit jaar vooral het o v e r z e e s c h e buitenland de belangstelling mijner theologische collega's. Maar intusschen wordt het Europeesche v a s t e l a n d niet vergeten. Getuige het feit, dat ook dit jaar enkele Hongaarsche studenten in de gelegenheid werden gesteld onze theologische colleges te bezoeken. Hiermede dwaal ik eigenlijk van de personalia der hoogleeraren af. Doch naar ik vertrouw, zult ge het uit zakelijk oogpunt billijken, wanneer ik in samenhang al datgene bespreek wat betrekking heeft op onze buitenlandsche relaties. Daarom ook nog het volgende. Een vriend onzer Universiteit, wiens naam ik niet w e e t , en ook niet zou m o g e n noemen, heeft een bedrag van tienduizend gulden beschikbaar gesteld voor het oefenen van contact tusschen de Vrije Universiteit en het Gereformeerde wetenschappelijke leven elders. Nadere bijzonderheden kan ik u nog niet mededeelen. Misschien is dat weggelegd voor mijne opvolger in het rectoraat. Dr. Bouman. Met het noemen van zijn naam keer ik tot den kring der hoogleeraren terug, en kom ik tot de vermelding van een laatste feit uit dien kring. Aan Prof. Bouman viel de eer to beurt van eene benoeming tot lid der Staatscommissie voor het Hooger Onderwijs, die —• behalve het probleem der bezuiniging •— ook zal hebben te overwegen, hoe aan het bijzondere Hooger Onderwijs meerdere vrijheid van beweging kan worden verschaft. Het effect der b e z u i n i g i n g is ook voor onze Universiteit reeds voelbaar. De rijksbijdrage voor de psychiatrische en physiologische onderzoekingen werd van 20.000 gulden teruggebracht op 18.000. We schikken ons in dit onvermijdelijke. Maar we spreken tevens den hartelijken wensch uit, dat — als vrucht van den arbeid der commissie — in de toekomst het vrije Hooger Onderwijs zich meer naar zijn aard zal kunnen ontwikkelen. Wanneer geen onzer studenten wordt weggenomen door den dood — en ook dit jaar werden ons door Gods goedheid zulke verliezen bespaard — dan bepalen zich in den regel de personalia der studentenwereld, voorzoover die door den Rector Magnificus worden meegedeeld, tot de feiten van inschrijving, recensie, examens en promoties, welke feiten • dan in meerdere of mindere mate met cijfers worden geïllustreerd. Was in de jaren 1917—1922 het aantal studenten gestadig gestegen van 178 tot 237, — volgens de jongste naamlijst is het cijfer van 295 bereikt. In zeven jaren dus een verhooging van het aantal studenten met nagenoeg 66 procent. Van deze verhooging komt het grootste deel op de theologen. Een dozijn jaren geleden vonden we een getal van 10 of 12 propaedeutici hoog ; we hadden er ook wel eens 4 of 5. Sedert 1918 raakten we gewoon aan getallen van circa 20. En nu, in het pas verloopen jaar, waren het er 36. Onze Directeuren hadden dus wel een vooruitzienden blik, toen ze bij de verbouwing aan de Keizersgracht allereerst zorgden voor de vergrooting van de theologische collegezaal. Totnogtoe besloeg deze zaal de gansche gevelbreedte van het perceel

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen