Jaarboek 1934 - pagina 77

75 Verdeeld over de verschillende faculteiten waren de cijfers der examina met goeden en slechten afloop als volgt: voor theologie 36 en 4, voor letteren 69 en 4, en voor rechten 55 en 6. —• In de theologische faculteit hadden 4 promoties plaats, waaronder 2, één Nederlandsche en één Afrikaansche, cum laude; 6 doctorale examens eerste gedeelte, waarvan 1 met ongunstigen afloop, en 5 tweede gedeelte, waarvan 2 cum laude werden hier afgelegd. -Van de 25 studenten die zich aan het candidaats-examen onderwierpen, slaagden er 22, van wie 1 cum laude. De litterarische faculteit had slechts één promotie, die cum laude geschiedde. De candidaten die doctorale examens aflegden slaagden alle; voor beide gedeelten van deze examina waren er 7 voor classieke letteren, 1 voor Nederlandsch en 1 voor Geschiedenis. Bij de 7 candidaats-examens — alle voor de classieke sectie afgelegd —• was er 1 met ongelukkigen afloop. Voorts werd hier met goed gevolg afgelegd 1 candidaats-examen in de geschiedenis en 1 in de wijsbegeerte — het eerste sinds de invoering van het Academisch Statuut. — In de Juridische faculteit kwam ditmaal geen promotie voor; de 21 candidaten die zich voor het eerste deel van het doctoraal examen aanmeldden, slaagden alle; minder gelukkig was het verloop bij het tweede gedeelte, waarbij 4 van de 18 strandden. Van de 24 studenten die het candidaats-examen aflegden, verkregen 22 bij eersten aanloop den bul. Wie op grond van deze gunstige examen-resultaten mocht willen concludeeren, dat de wetenschappelijke belangstelling der studenten zich wel tot de examenstof zal hebben beperkt, vergist zich gelukkig. Dat blijkt niet slechts uit menig persoonlijk gesprek en uit de oprichting van een bloeiende A.R.J.A.-afdeeling, maar evenzoo uit de opkomst op sommige privatissima en niet-verplichte colleges en uit de wetenschappelijke uitingen van het corpsleven. Van het laatste vermeld ik in dit verband de wetenschappelijke corpsvergaderingen, den socialen dag en de beide studiekringen, die dit jaar door den Senaat werden georganiseerd. Op den socialen dag, den 22en Februari j.l. gehouden, besprak 's morgens Ds. W. M. Ie Cointre „De houding van het moderne socialisme tegenover het Christendom"; 's middags leidde Mr. Dr. A. A. van Rhijn „De ontwikkeling van het oeconomisch socialisme", en de heer J. Hofman „Onze houding tegenover het moderne socialisme" in. Van de beide studiekringen stond de ééne, de wijsgeerige, onder leiding van Dooyeweerd; de andere, een bijbelkring, werd geleid door Ds. S. G. de Graaf. Men ziet: dit alles is, al wordt ook de noodige diepgang gelukkig niet gemist, vrij breed van conceptie; breed genoeg zelfs om te komen op het booze vermoeden, dat wellicht een enkele student heimelijk z'n docenten beklaagt, die, om bij te blijven, zich wel moeten specialiseeren. Slechts in verband met dit onderstelde mede-gevoel wil 'k, om het opheffen van een klaagzang op de hoogleeraren te

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen