Jaarboek der Vrije Universiteit te Amsterdam 1948 - pagina 123
119 van hunne algemene betrekking tot het geheel" — in kort begrip het verderfelijke dogma saamvattend, liet hem geen rust. Onder het stormgeloei van 1848, van April tot Juni 1948, liet Groen verschijnen een vijftal populaire vertogen over Vrijheid, gelijkheid, broederschap. Sceptisch stelt hij zich tegenover het nieuwe: ,,eer ik de vlag uitsteek en illumineer zal ik voorzigtigheidshalve wachten totdat ik eenigermate niet enkel met hetgeen verdwijnt, maar ook met hetgeen verschijnt bekend ben." In een ander geschrift heet het: ,,Ik wil noch een behoud dat tegen elke verbetering gekant is, noch een vooruitgang op een weg, waarlangs men naar een afgrond geleid wordt. Ik ben een voorstander van orde en vrijheid; niet gelijk ze als glinsterende luchtverhevelingen in den revolutionairen dampkring te niet gaan, maar gevestigd op de onveranderlijke begrippen van Godsdienst en van regt, waarin ook nog ten huldigen dage, menigeen, als Christen en als Nederlander belang stelt." Groen's bedenkingen ten spijt, brachten de geestverwanten Aeneas Mackay in de Tweede Kamer, van Lynden in de Dubbele Kamer hun stem uit ten gunste van de ingediende grondwetsrevisie. Eén bepaling in het nieuwe voorstel deed hen over alle bezwaren heenstappen, deed hen met zekere warmte het gebodene aanvaarden. Deze bepaling was de zinsnede in art. 192: „Het geven van onderwijs is vrij". Belangrijken vooruitgang scheen de clausule te brengen. Vóór 1848 sloot de grondwet de vrijheid van onderwijs evenmin uitdrukkelijk uit, als zij haar uitdrukkelijk erkende. De door de Overheid voorgestane opvatting was echter deze, dat voor de oprichting ener bijzondere school vergunning aan het gemeentebestuur moest worden gevraagd. Om allerlei laffe redenen werd die autorisatie dikwerf geweigerd: nu eens omdat het onderwijs op de bestaande openbare school christelijk genoeg was, dan weer omdat aan uitbreiding van scholen geen behoefte bestond, meestal zonder nader commentaar: ,,omdat het mij Burgemeester goed dunkt en behaagt". Met die gedragslijn moest worden gebroken, geen willekeur meer — zo juichten de Christelijke vrienden, zo juichte Mackay in zijn malden-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1948
Jaarboeken | 176 Pagina's