Jaarboek 1969 - pagina 31

schoUng voor een bepaald beroep. Een zodanige opleiding is uiteraard niet minderwaardig, maar gaat uit van een andere doelstelling dan traditie en wet aan het Nederlandse universitaire onderwijs hebben opgedragen. Voor de Nederlandse cultuur zou het een moeilijk te overschatten verlies zijn, wanneer het universitair onderwijs zijn principieel algemeen vormend wetenschappelijk karakter zou verliezen. Het hoger beroepsonderwijs vindt natuurlijk plaats op basis van wetenschappelijke verworvenheden, maar behoeft daarom nog geen wetenschappelijk onderwijs te zijn. 6. Zo moet ook bezwaar worden gemaakt tegen het voorstel voor alle studierichtingen - met uitzondering van die in de faculteit der geneeskunde - een uniforme cursusduur in het Academisch Statuut vast te leggen. Vast staat, dat naar bekorting van de meeste academische studies moet worden gestreefd. Deze bekorting moet echter een middel blijven om tot een bevredigender inrichting van het universitaire onderwijs te geraken, zij mag geen doel op zichzelf worden. Het grote voordeel, tevens voorrecht, van de academische opleiding is steeds geweest, dat zij het oog opende voor de samenhang der dingen, wees op de grote vragen, die in de geschiedenis aan de orde zijn geweest en die de eigen tijd stelt en aandacht voor het vak combineerde met algemene ontwikkeling en vorming. In de studentenwereld leeft reeds ten aanzien van de bestaande opleidingen de critiek, dat zij van de student een ,,vakidioot" dreigen te maken. Het is een verwijt, dat men niet ernstig genoeg kan nemen. Natuurlijk zou men de regeringscommissaris grof onrecht doen, wanneer men van zijn voorstellen zou zeggen, dat zij „vakidiotisme" zouden bevorderen. Het algemeen deel van de nota is daar om het tegendeel te bewijzen. Maar de senaat is wel overtuigd, dat in het opleggen van een uniforme, zo kort mogelijke cursusduur voor alle studierichtingen een gevaar voor verschraling van het wetenschappelijk onderwijs aanwezig is. Wie zal nog tijd hebben zich te oriënteren in meer algemene wetenschappelijke vragen, wie zal iets meer aan een bepaald onderdeel van zijn vak, dat hem bijzonder aantrekt, kunnen doen, wie zal naast de gestroomlijnde studie tijd overhouden voor activiteiten van de disputorenraad of direct maatschappelijke bezigheden, nog gezwegen van het actief bezig kunnen zijn binnen studentenverenigingen van allerlei aard? Al deze dingen hebben een belang, dat niet op geld waardeerbaar is, maar dat aan universitair onderwijs inhaerent is en voor de vorming van de persoonlijkheid zeker van evenveel betekenis is als het voorkómen van een te lang durende studie. Met inachtneming van het vorenstaande meent gelijk gezegd ook de senaat, dat naar bekorting van de cursusduur moet worden gestreefd. Hij zou deze op basis van overleg tussen de faculteiten in de secties van de Academische Raad voor 29

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen