Jaarboek 1980-1981 - pagina 50
delen verdeeld worden over de aandachtsvelden. Wat dit laatste betreft: aan maatschappelijke beïnvloeding bij prioriteitsstelling en themakeuze wordt meer aandacht gegeven. Van buitenaf worden ook zeer onvriendelijke en een onjuist beeld scheppende opmerkingen gemaakt als die over hoogleraren die zo nodig ieder hun eigen computer moeten hebben. Een dergelijke wijze van discussie dient mijns inziens de zaak in 't geheel niet, maar doet deze schade. Ook de beoefenaren van de wetenschap maken zich zorgen. Te knellend wordt door hen een te ver doorgevoerde bureaucratie ervaren - deze leidt onvermijdelijk tot verstarring en demotivatie - voorts komt de door andere gewenste verdeling van de middelen als te geforceerd over en - om nog een voorbeeld te noemen - de voor innovatie in het onderzoek vaak zo noodzakelijke investeringen in grote apparatuur kunnen onvoldoende worden gehonoreerd. Dat de situatie bij het universitaire onderzoek de laatste decennia zich wijzigde wil ik illustreren met een tweetal nogal cruciale voorbeelden: de fondsen beschikbaar voor grote apparatuur en het aantal promoties. Bij de toekenning van de middelen aan een universiteit spelen twee factoren een grote rol: het aantal verzorgde studierichtingen en het aantal studenten. Dit laatste aantal is de laatste decennia enorm gegroeid, het wetenschappelijk onderwijs is voor velen toegankelijk geworden. In Nederland nam het aantal studenten van 1965 tot 1970 met gemiddeld 10% per jaar toe en van 1975 tot 1975 met gemiddeld 3,5% per jaar. Dit betekent dat het aantal studenten in 10 jaar tijds ongeveer verdubbelde. Sindsdien zette de stijging zich - zij het in een langzamer tempo - nog enige tijd door. De totale hoeveelheid middelen die de universiteiten beschikbaar worden gesteld, kwamen in toenemende mate onder druk te staan. De onderwijsprogramma's en de doelstelling ervan bleven echter practisch ongewijzigd. Zo zorgden de sterk toegenomen onderwijstaak en de bijbehorende verzorging ervoor dat het onderzoek wel als restpost beschouwd ging worden. De OECD organiseerde recent een congres over de toekomst van het universitaire onderzoek, waar gegevens verstrekt werden die dit aantonen. (Aan het daar besproken rapport werden enkele van de hierna te gebruiken gegevens ontleend.) Zo blijkt uit deze gegevens dat per lid van de wetenschappelijke staf van de natuurwetenschappelijke faculteiten c.q. afdelingen in Nederland de uitgaven voor onderzoek van 1965 tot 1975 met 20% afnamen. Zeer schrijnend worden de getallen als we bezien hoe in dezelfde periode de uitgaven voor grote apparatuur zich ontwikkelden. Met name voor de medische wetenschap en de natuurwetenschappen kunnen deze instrumenten als 48
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980
Jaarboeken | 232 Pagina's