Jaarboek 1980-1981 - pagina 33

4) tweede fase: welke opleidingen, met welk programma en welke kostenstructuur, waar, met welk aantal deelnemers, volgens welk selectiebeleid. Het nemen van al die beslissingen zal in de eerstkomende jaren hoge eisen stellen aan bestuur en planning, op facultair, universitair, en ministerieel niveau, aan het overleg tussen die niveau's onderling, en aan het beraad in interuniversitair verband, niet het minst in de secties van de Academische Raad. Als instrument ten behoeve van die beshssingen zullen in ieder geval in 19811982 en in 1982-1983 ontwikkelingsplannen worden gevraagd, overeenkomstig de wettelijke regels voor planning van het wetenschappelijk onderwijs. Zij zullen in eerste instantie de problemen in kaart moeten brengen, oplossingen moeten aandragen, dan wel argumenten moeten verschaffen voor bepaalde oplossingen. Zonder te dramatiseren moet toch wel gezegd worden dat aldus een zware last vooral op de faculteiten wordt gelegd. Zorgvuldig en regelmatig overleg tussen faculteiten en universiteitsbestuur zal nodig zijn. Wat dat betreft hebben College van Bestuur met zijn diensten en faculteiten tezamen in de twee afgelopen bestuursjaren een goede basis gelegd. In de eerstkomende jaren zullen we ook moeten bezien welke rol de identiteit van de Vrije Universiteit bij de beslissingen in het kader van de tweefasenstructuur kan en moet spelen. Om drie redenen wil ik daarover nu terughoudend zijn. De Vrije Universiteit gaat het proces in zoals zij historisch gegroeid is, ook in de context van het Nederlands wetenschappelijk onderwijs. Zij heeft een vrij omvangrijk bestand van faculteiten en studierichtingen, maar is toch een betrekkelijk kleine universiteit, met slechts beperkte mogelijkheden tot specialisatie. Het beginsel van de Vrije Universiteit brengt met zich mee dat bepaalde van haar vakgebieden, faculteiten of studierichtingen haar a priori niet meer of minder dierbaar kunnen zijn dan andere. In haar huidig takenbestand liggen maatschappelijke verantwoordelijkheden voor de Vrije Universiteit besloten, ook ten opzichte van haar draaggroep uit de Reformatorische traditie. Wat verwacht die draaggroep mogelijkerwijze van haar (wat de lerarenopleiding betreft is dan vooral aan het Protestants-Christelijk onderwijs te denken)? In het algemeen: wat verwacht de maatschappij van het Nederlands wetenschappelijk onderwijs bij de invoering van de twee-fasenstructuur? Studenten behoren tot die maatschappij, evenals universitaire personeelsleden, maar overigens heeft de maatschappij - tenzij men de minister als haar gezaghebbende spreekbuis beschouwt - weinig zeggenschap in het universitaire bestel. Des te 31

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen