Jaarboek 1985-1986 - pagina 23

tie, aan het geheel goed leiding gegeven moeten worden op faculteitsniveau. De nieuwe wet geeft de faculteiten bevoegdheden ten opzichte van de vakgroepen, ook op het gebied van onderzoek. De faculteitsraad zal richtlijnen vaststellen voor de wetenschapsbeoefening waaraan de vakgroepen gebonden zijn. Daarnaast beschikt de faculteitsraad nog over andere instrumenten voor samenhangend facultair beleid: het vaststellen van de onderwijsprogramma's en van het begrotingsplan. Voor het daarmee verbonden facultair management komen alle lijnen bijeen bij het faculteitsbestuur, dat in de nieuwe wet een sterkere positie heeft gekregen. Het heeft de eerste verantwoordelijkheid voor de organisatie en coördinatie van onderwijs en wetenschapsbeoefening in de faculteit. Volgens HOAK krijgt de aldus georganiseerde faculteit op het gebied van onderwijs- en studieprogramma's meer vrijheid en eigen bevoegdheden. Met het Academisch Statuut vervalt immers de binding van de faculteit aan de daarin opgesomde examens en exameneisen. Elke faculteit zal in eerste instantie daarvoor nu zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen, in een autonomie die niet zo groot is als die op het gebied van onderzoek, maar daarmee toch wel vergelijkbaar is. Zo krijgt de faculteit-nieuwe-stijl de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om voor haar vakgebieden het onderwijsaanbod tot stand te brengen dat nodig is. Aan haar is dan de beslissing over de differentiatie in programma's gezien de belangstelling van studenten en hun toekomst op de arbeidsmarkt. Dit onderwerp kan ik, ook in HOAK-verband, voldoende bekend veronderstellen. Het gaat mij er nu om dat in dit alles de faculteit zelf zal moeten organiseren en beslissen. Het is haar competentie. Zo zal zij ook voor doelmatigheid moeten zorgan, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van modulenorganisatie in het onderwijs. Het criterium waardoor de faculteit-nieuwe-stijl zich bij al deze taken en verantwoordelijkheden moet laten leiden, is uiteindelijk kwaliteit. De faculteit is competent inzake kwahteit, krijgt er organisatorisch en juridisch de ruimte voor, en is ertoe gehouden gegeven de middelen waarover zij beschikt. Tot zover het verhaal over wetswijziging die al tot stand is gebracht (nieuwe WWO) of er zal komen (afschaffing Academisch Statuut), en over de veranderingen in formele organisatie en taaksteüing van de faculteit die uit deze wetswijzigingen voortvloeien. 4. Als de faculteit dan autonoom is in onderwijs en onderzoek, hoe staat het met de toewijzing van middelen aan de faculteit? We zijn de laatste jaren gewend geraakt aan pogingen tot sturing met de geldzak: de geldgever beloont met meer, en straft met minder middelen wat hij goed, dan wel slecht gedrag van de besteder vindt. Bij wijze van excursie in het betoog wil ik graag kort op die vraag ingaan. Tegen machtsgebruik door geldgevers bestaan geen garanties, maar overheid en universiteit zijn als onderwijsfinanciers tegenover de faculteit nogal machteloos. Financiering van onderwijs zal in ieder geval moeten berusten op het aantal studenten en op de kostenstructuur van het curriculum dat zij gekozen hebben. Waar 21

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen