1947 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 23

17 ties kent, kan men, w a n n e e r door deze punten een rechte lijn getrokken wordt, de concentraties van elk der andere componenten aflezen. Niet alleen dat hiermee een volledige mathematische synthese van alle gegevens uitgevoerd is, maar bovendien kon men nu aan de h a n d van dit nomogram de juistheid van de theorie, die aan het expcrimenteele werk en de uitwerking der resultaten ten grondslag lag, aan de hand van dit nomogram testen. In 1928 bleek er nog een discrepantie te bestaan: de concentratie van het gebonden koolzuur binnen en buiten de erythrocyt stemde niet overeen met de berekende w a a r d e n . Bij verder onderzoek kon nu w o r d e n aangetoond, dat er in het bloedlichaampje nog koolzuur gebonden w o r d t door de haemoglobine zelf, en hiermee wa.s het geheele gecompliceerde proces volledig opgehelderd. M e n ziet. dat het probleem van gaswisseling en ionen•tvenwichten in het bloed van den mensch op dezelfde wijze is opgelost als het probleem van de bewegingen der planeten in ons zonnestelsel. E e n ander voorbeeld, waarbij de analyse deels niet verder doorgevoerd kon worden tot het verkrijgen van ,,biologische" relaties, vin-' den w e in het w e r k van M U R R A Y en M O R G A N (25) over het verband tusschen stofwisseling, zuurstof transport en efficiëntie'van het. diffusieproces in de long. 8. In aansluiting op het v o o r g a a n d e wil ik nu trachten tot bepaalde conclusies te komen, die voor vele biologen, 't zij bewust, 't zij onbewust, als ,.Leitmotiv" bij hun onderzoek worden gebruikt. H e t gaat dus allerminst om origineele opvattingen : U zult vele, zoo niei alle ideeën, die ik n a a r voren breng, kunnen vinden in de geschriften van J. N E E D H A M ( 2 6 ) , H . J. J O R D A N ( 2 0 ) , L. J. H E N D E R S O N ( 1 3 ) , J. B A R C R O F T (2) en vele anderen. Bovendien gelden ze voor een deel niet alleen voor de experimenteele biologie, maar voor de natuurwetenschappen i,h.a. In de eerste plaats beschouw ik de experimenteele biologie als een bepaalde m e t h o d e om het levende organisme te onderzoeken, een methode die dus niet in staat is ons alles te leeren w a t wij van „het leven" kunnen te weten komen, maar die, voor zoover het dezintuiglijk w a a r n e e m b a r e feiten betreft, zich w a t den omvang van. het gegevene betreft, geenerlei beperking behoeft op te leggen. Zij w o r d t bij het onderzoek geconfronteerd met gecompliceerde systemen, de organismen, die in bouw en functie en in de wisselwerking met hun omgeving een groot aantal verschijnselen vertoonen, die men het best eenvoudig als doelmatig ' ) kan karakteriseeren. ^) Bedoelde verschijnselen worden door het begrip „doelmatig" niet öp adaequate wijze gequalificeerd. Een ingenieur of een voorstander • vsSn' geleide economie verstaan onder doelmatig zeiker iets anders. Een nadere preciseering zou evenwel te veel plaatsruimte vergen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen